Berichten

Een telefoontje uit Jubbega

Jubbega aan de lijn: of ik belangstelling heb voor een dossier over de befaamde meestervervalser Han van Meegeren. Natuurlijk heb ik dat. We maken een afspraak voor de volgende ochtend, want zulke dingen mag je niet uitstellen. Ruim voor de afgesproken tijd meldde ik mij met kloppend hart bij huize Veenstra.
Onderweg naar Friesland had ik me afgevraagd, wat de stukken inhielden en hoe ze in hemelsnaam, of all places, in Jubbega waren beland.

Bij de koffie vertelde mevrouw Veenstra dat haar man de stukken in een vuilcontainer had gevonden. Omdat zijn echtgenote belangstelling had voor ‘oud papier’ had hij de dossiers mee naar huis genomen. De documenten waren vergeeld, maar verkeerden verder in perfecte staat. Op sommige prijkte de originele handtekening van Van Meegeren.

Hoe de papieren in de container waren beland, bleef een raadsel, maar ik neem aan dat een rechercheur ze om de een of andere reden mee naar huis heeft genomen. Dat moet omstreeks 1946 zijn geweest. Vermoedelijk verhuisde hij later naar Jubbega waar zijn erfgenamen na zijn dood bij de zolderopruiming moeten hebben gedacht: ‘weg met die oude troep’. Dankzij mijnheer Veenstra van de Jubbegase gemeentereiniging en zijn vrouw die zoveel van ‘oud papier’ hield, bleven de stukken bewaard.

In hoeverre waren ze uniek? Over Van Meegeren was natuurlijk al veel bekend. Onder zijn slachtoffers bevond zich de topnazi Hermann Göring, die een ‘Vermeer’ (Christus en de Overspelige Vrouw) in de maag gesplitst kreeg. Het maakte Van Meegeren bij een groot publiek razend populair, temeer omdat de Reichsmarschall er 1,25 miljoen gulden voor had neergeteld.

Christus en de overspelige vrouw

Van Meegeren was geen vervalser die schilderijen kopieerde. Integendeel. Hij schilderde nieuwe voorstellingen, maar maakte daarbij oneigenlijk gebruik van de naam en de stijl van beroemde  meesters uit de Gouden Eeuw. Johannes Vermeer was zijn favoriet. Vermeer was peperduur omdat er weinig schilderijen van hem bekend waren. Aan die schaarste dacht Van Meegeren wat doen.

Bij het schilderen van zijn beroemdste ‘Vermeer’, de Emmausgangers, streefde hij perfectie na. Als ondergrond gebruikte Van Meegeren een onbekend  zeventiende-eeuws schilderij, waarvan hij de voorstelling zoveel mogelijk had weggeschuurd. Daaroverheen componeerde hij zijn Emmausgangers met verfsoorten die absoluut vrij waren van synthetische middelen want die bestonden nog niet in de Gouden Eeuw. Het craquelé verkreeg hij door het linnen om een stok te rollen zodat de gewenste barstjes en scheurtjes ontstonden.

De vaderlandse kunstwereld raakte in vervoering over de ‘vondst’ en critici bejubelden het buitengewone vakmanschap waarmee de ‘Vermeer’  was geschilderd. Van Meegeren verkocht  zijn pas `ontdekte’ Vermeer aan het Rotterdamse museum Boymans, dat zich sinds 1938 – voor het destijds astronomische bedrag van ruim een half miljoen gulden – de gelukkige eigenaar waande van een zeldzame Vermeer.

In de archieven van de ministeries van Justitie en Financiën ligt veel materiaal over de meestervervalser. Van de Jubega-vondst bleek veel in kopie of origineel op een of op beide departementen aanwezig te zijn. Maar wat we nog niet wisten was dat Van Meegeren volkomen beneveld zijn eerste bekentenissen heeft afgelegd. De rechercheur die hem arresteerde probeerde  ‘met deze dronken man een vertrouwelijk gesprek te voeren.’

Dankzij de fles cognac die Van Meegeren bij zijn arrestatie al had leeggedronken, kwam er weliswaar een enorme woordenstroom op gang, maar of je die gezien zijn kennelijke staat ‘vertrouwelijk’ kunt noemen, is twijfelachtig.
Zijn verhaal was ook niet altijd even consistent. Dat had vooral te maken met de glazen Bourgogne die hij steeds weer kreeg toegediend als zijn woordenvloed dreigde te stagneren. Dat Van Meegeren zich vergiste in het aantal vervalste Vermeers moet ongetwijfeld aan de alcohol worden toegeschreven.

Waarom had hij schilderijen in de stijl van Vermeer, maar ook van Pieter de Hoogh, Frans Hals en  Gerard Terborgh, geschilderd? Volgens de vervalser lag dat vooral aan ‘een te geringe erkenning’ van zijn eigen werk. Daarom had hij ‘op een fatale dag’ besloten zich ’te wreken op kunstcritici en experts en anderen, die om de schilderkunst heenfladderen, door iets aan de wereld te brengen, dat zij nog niet gezien had.’

Dat is Van Meegeren uitstekend gelukt, zoals vrijwel alle kunstcritici later met het schaamrood op de kaken hebben moeten toegeven.

 

Dit artikel verscheen eerder in Argus, 20-03-2018