Berichten

Bhumibol, de grote Stabilisator

De koning van Thailand heeft zich bij zijn voorvaderen gevoegd. Heel Thailand is van de kook en huilt tranen met tuiten. Bhumibol kwam in 1946 op de troon en maakte een grote reeks staatsgrepen mee. Toch zorgde de koning, zo wil althans de legende, voor stabiliteit en eenheid in zijn land. Volgens monarchisten legitimeren alleen al die eigenschappen het koningschap. Het stalinistische Noord-Korea roemt president Kim Jong-un om precies dezelfde kwaliteiten. Ergens klopt er iets niet.

Wie nuchter naar de monarchie (en Nood-Korea) kijkt zal tot de conclusie moeten komen dat niet eenheid en stabiliteit, maar blinde, van staatswege opgelegde verering zowel de Thaise monarchie als dictator Kim Jong-un op de been houden. Wat betreft de dictator is iedereen het wel over eens dat de angst voor het regime de verklaring is voor zijn grote ‘populariteit’. Daarentegen wordt de Thaise fabel van de buitengewoon geliefde vorst in vrijwel alle media klakkeloos uitgedragen.
Natuurlijk, koning Bhumibol wordt in Thailand alom geprezen en als een godheid aanbeden. Het land is vergeven van de portretten van ‘onze geliefde koning’. Wie in Bangkok nietsvermoedend uit het vliegtuig stapt, ziet meteen dat de Thaise RVD de boel uitstekend onder controle heeft. Er hangen portretten in vrijwel iedere winkel en je struikelt over de billboards met ‘lang leve de Koning’.

Kritiek op de koning zul je nergens horen. Ten eerste mag het niet en ten tweede kan het je voor de rest van je leven naar de gevangenis sturen.
Wie majesteitsschennis pleegt kan tot vijftien jaar de bak indraaien. Per overtreding wel te verstaan, want wie Bhumibol in één kritisch stuk  – ik verzin maar wat – een slechte koning noemt, hem voor partijdig uitmaakt en bovendien twijfelt aan zijn intelligentie kan een straf tot 45 jaar tegemoet zien. Je wordt namelijk per overtreding veroordeeld en dat kan lekker doortikken.

In Noord-Korea wordt je in het ergste geval door een batterij luchtdoelgeschut aan flarden geschoten als je de partijleider beledigt. Maar de Koreanen verzinnen op hun tijd ook wel alternatieve, even gruwelijke straffen.

Kim Jong-un houdt nu eenmaal net zo min van kritiek als de koning van Thailand. (Hij houdt wél van volvette Hollandse kaas, wat hem is aan te zien).

Vanwege die barbaarse straffen durft geen mens nog kritiek te uiten. Het is levensgevaarlijk en je vergooit tegelijkertijd al je maatschappelijke kansen. Het gevolg is dat iedereen het tegenovergestelde doet: weeklagen, huilen en in het openbaar intens verdriet belijden. Maar je kunt er zeker van zijn dat er hectoliters krokodillentranen worden geplengd. De rouwtaferelen bij de dood van Kim Jong-il, de vader van de huidige machthebber, grensden in westerse ogen aan het hilarische omdat de hypocrisie er zo duimendik boven op lag. Maar geef die straatarme Noord-Koreanen eens ongelijk. Ze kunnen immers niet anders. Net zo min als de Thai.

Bij de dood van Bhumibol kondigde de militaire junta een rouwperiode af van dertig dagen. De televisiezenders zullen in die periode allemaal hetzelfde, door de regering voorgeschreven, programma uitzenden. De vlaggen gaan een maand halfstok en het publiek wordt ‘verzocht’ – lees: bevolen –  af te zien van feestelijkheden en plezier maken in het openbaar. Bruidsparen verschuiven om die reden hun trouwdag naar een latere datum. Zogenaamd omdat ze kapot zijn van verdriet, maar in werkelijkheid omdat ze niet anders kunnen. Wie niet genoeg verdriet om de overleden koning uitstraalt, heeft grote kans een aanklacht wegens majesteitsschennis aan de broek te krijgen. Dus rouwen de Thailanders tegen de klippen op.

De eenheid van Thailand die te danken zou zijn aan de monarchie is een mythe. Het land is onderling ernstig verdeeld. In de hoofdstad Bangkok en de omliggende gebieden bestaat een zekere welvaart, maar de boeren in het landelijke noorden zijn doorgaans straatarm. Dat steekt en het bevordert de eenheid allerminst. In het zuiden vechten moslims voor meer onafhankelijkheid van de centrale regering.

Stabiliteit is er al evenmin. Er zijn verscheidene militaire coups geweest sinds Bhumibol’s aantreden in 1946. Toen hij zijn carrière begon was er een militair regime, en bij zijn overlijden was er ook een militaire regime. Het zoveelste. De koning deed nooit moeilijk over het erkennen van een nieuw regime. Een enkele keer uitte hij weliswaar kritiek op een verse couppoging, maar tijdens zijn zeventigjarig regime heeft hij de nodige politieke kennis opgedaan om een goede inschatting van de nieuwe machthebbers te maken. Hij wist precies hoever hij kon gaan met zijn kritiek op de nieuwe machthebbers.

Alleen al in de laatste tien jaar vonden er twee militaire staatsgrepen plaats. De koning deed er niets tegen, of kon er niets tegen doen. De nieuwe regimes die de goedkeuring van de koning kregen (of hem die afdwongen), handhaafden hem vanzelfsprekend graag in zijn functie. Door zijn lange staat van dienst en dankzij de monarchistische propaganda en de afgedwongen koningsgezindheid was Bhumibol tot een symbool van de natie uitgeroeid. Zijn medewerking en instemming hielpen de coupplegers alleen maar vaster in het zadel.

Wat Bhumibol, geboren in de Verenigde Staten en geschoold in Zwitserland, echt voor Thailand heeft betekend, is door de mist van propaganda en mythes rondom zijn persoon moeilijk uit te maken. Zeker is wel dat hij er nooit in is geslaagd van Thailand een stabiele natie te maken; door de vele staatsgrepen leek zijn land nog het meest op een bananenmonarchie. Hij is trouwens nooit van plan geweest van Thailand een democratie te maken. Al evenmin was hij geïnteresseerd in rechtsgelijkheid. Met parlementen had hij niets; ze waren voor hem gemakkelijk inwisselbaar zoals hij tijdens zijn lange regeerperiode menigmaal heeft laten zien.
Zijn Amerikaanse afkomt en Zwitserse scholing hebben hem niet van zijn overtuiging kunnen afbrengen dat de monarchie een superieur staatsvorm is; zeker met hemzelf als koning.
Met democratie had de overleden koning niets; waar het om draaide was de restauratie van de ouderwetse, autoritaire monarchie.

Generaal Sarit Thanarat heeft na zijn coup in 1957 de koning voor zijn karretje gespannen. Zijn slechte gezondheid dwong hem echter naar de Verenigde Staten uit te wijken voor een medische behandeling, maar een jaar later was Sarit terug en greep met steun van de CIA opnieuw de macht. Zijn militaire regime was een de meest repressieve uit Thailands recente geschiedenis.
Sarit begreep hoe hij de koning voor zijn eigen politieke doeleinden kon gebruiken en Bhumibol liet het allemaal gebeuren. Als dank voor Bhumibol’s diensten aan zijn dictatuur, stelde Sarit het beledigen van de koning strafbaar. Daarmee deed hij Bhumibol met zijn antieke ideeën over het koningsschap een groot plezier. En zichzelf natuurlijk ook, want Sarit had immers de zegen van de koning en wie kritiek op de koning uitte, sprak zich in feite uit tégen het militaire regime dat de koning had goedgekeurd. Majesteitsschennis dus.
Thailand kan Bhumibol verwijten dat hij iedere discussie over de politiek, en verder alles wat de staat betreft, in het openbaar onmogelijk gemaakt.
Bhumibol was een marionet van de vele coupplegers die hij in zijn lange leven heeft meegemaakt en die hij steeds weer heeft erkend.

Dat alles wil niet zeggen dat Bhumibol het niet goed bedoelde. Hij sprak soms zijn bezorgd uit over de situatie van de arme boeren in het noorden. Dat maakte hem populair. De koning wilde hun lot verbeteren, maar de militaire regimes – sporadisch afgewisseld met een gekozen, maar altijd zeer kort functionerend gekozen parlement – zaten de koning steeds in de weg. Hij wou wel maar hij kon niet. Zo zorgde de koning voor hoop die er in feite niet was.

In veel interviews over de dood van de aanbeden koning druipt het verdriet van de pagina’s. Natuurlijk zal niemand kritiek uiten, want dat is majesteitsschennis en de Thaise gevangenissen zijn zoals bekend geen lolletje.
Toch zijn er nog moedige Thai die weigeren te zwijgen. Zoals een vrouw waarover de Guardian (17-10-2016) berichtte. De aard van haar kritiek is niet bekend, maar het moet iets zo onbetekenends zijn geweest dat ze er niet eens voor werd opgesloten. Buiten het politiebureau dwongen agenten haar te knielen voor een portret van de koning, terwijl honderden omstanders schreeuwden dat ze haar excuses moest aanbieden.

Bij het lezen van al die loftuitingen op Bhumibol moest ik onwillekeurig even terugdenken aan de avond van 28 januari 2013 toen koningin Beatrix haar aftreden aankondigde.
Op televisie en radio noch in de geschreven pers viel een onvertogen woord over Hare Majesteit te bespeuren. Alleen maar lof. Haar toch niet geringe eigengereidheid en zelfoverschatting transformeerden die avond op wonderbaarlijke wijze in staatsmanschap, visie en wijs, nooit falend inzicht.
De nationale eensgezindheid en aanhankelijkheid bereikten die avond recordhoogtes. Even waande ik me Thailand. Of Noord-Korea.

Is die rechtbank in Zwolle nou helemaal krankjorem geworden?
En hebben ze echt niets beters te doen bij de politie en het OM?
En maar klagen over werkdruk. Logisch, als je je met zulke gedateerde onzin als majesteitsschennis bezig houdt.
Ga boeven vangen i.p.v. iemand te vervolgen
die de vertegenwoordiger van een zichzelf overleefd
instituut heeft beledigd. Ook al was het smakeloos wat hij deed.

Iemand in Kampen heeft koning Willy beledigd en krijgt daarvoor 30 dagen celstraf. De helft van die straf is voorwaardelijk en aangezien de man al 15 dagen in voorarrest heeft gezeten, hoeft hij niet terug achter de tralies.
En dat terwijl politiek Den Haag druk bezig is de wet op de majesteitsschennis af te schaffen omdat ze totaal uit de tijd is. Ze dateert van de voor-vorige eeuw (1886) en is toen uitgevaardigd omdat de koning kritiek op zijn beleid niet kon velen.

Een paar jaar geleden riep een inwoner van Amsterdam ‘fuck de koning’ en ook die snoodaard kreeg straf. Toen hij een advocaat inschakelde omdat hij de boete niet wilde betalen en er bovendien een storm van kritiek opstak, kroop justitie in razende vaart met een smoes terug in haar Oranjeschulp.
De incompetentie droop er vanaf.

Als je je middelvinger opsteekt als de Gouden Koets (met inhoud) voorbij komt – dus ‘fuck de koning’ roept in lichaamstaal, mag de politie je inrekenen en opsluiten.
Openbare figuren en bekende Nederlanders moeten – heeft een wat wijzere rechter dan die in Zwolle eens bepaald – meer kunnen incasseren dan de doorsnee onderdaan.

Ik had het net over ‘koning Willy’. Dat had me in de jaren vijftig van de vorige eeuw nog een paar weken gevangenisstraf kunnen opleveren. In een volstrekt marginaal Rotterdams gestencild blaadje Vijheid schreef ene Wim Tibbesma:

Wist u dat het gezin van mooie Juultje tijdens zijn wintervacantie in de Zwitserse Alpen een bedrag van enkele honderdduizenden guldens heeft verbrast ten eigen bate… maar nog nimmer daadwerkelijk iets bijdroeg tot leniging van de nood der kinderen op deze aarde die aan honger en ondervoeding lijden.

Dat ‘Juultje’ deed hem twee weken achter de tralies verdwijnen. De redacteur van het stencil moest zeven dagen zitten.

De boef uit Kampen had zich op zijn Faceboekpagina lekker uitgeleefd – hij schijnt de monarchie niet zo te zien zitten – en had een paar nare termen en scheldwoorden aan de koning verspild. Hij maakte hem uit voor onder andere ‘dief’, ‘verkrachter’ en ‘moordenaar’. Dat zal allemaal vast niet kloppen en het is ook bepaald niet fijntjes, maar ach, op zijn eigen Facebookpagina?

Hoe kwam het zo zwaar overbelaste politieapparaat daar achter? Naast klagen over werkdruk hadden ze toch nog tijd vrijgemaakt om op Facebook naar verbaal negatief gekwetter over het koninshuis te speuren. Waarom eigenlijk?
Nou, het koningspaar zou op 25 april 2015 een bezoek aan Zwolle brengen en daarbij mocht geen wanklank klinken. Ook niet op Internet. Dus stortten agenten, weliswaar uitgeput van het klagen over werkdruk maar als immer loyaal aan Oranje – het ging tenslotte om Willy en Max – zich op internet en ontdekten de 44-jarige boef uit Kampen. Bingo! Prima Werk.

Vervolgens mocht het OM zich over de zaak buigen en daarna de rechter. Allemaal zwaar overbelast natuurlijk, maar het gaat wel om het Koningshuis.
Ik kan er met mijn kop niet bij. Temeer omdat de koning zelf heeft gezegd dat hij er geen moeite mee zou hebben als er een streep door de wet zou worden gehaald.

De rechtbank in Zwolle deelt die visie van de koning niet.
We kunnen twee dingen doen om die onzinnige wet op de majesteitsschennis uit 1886 naar de vuilnishoop van de geschiedenis te verwijzen:
1. de monarchie afschaffen – verreweg de beste oplossing – of
2. de wet op de majesteitsschennis schrappen: de snelste maar niet de beste oplossing.

Cees Fasseur, de man die – zoals hij zelf in de Volkskrant beweerde – zijn critici het liefst in elkaar zou slaan als hij wat groter was uitgevallen en karatekampioen zou zijn (vandaar zijn bijnaam Karate Cees), heeft een zeldzame vorm van majesteitsschennis gepleegd in het eerste deel van zijn biografie over koningin Wilhelmina. Fasseurs belediging van H.M. komt weliswaar voort uit zijn onversneden liefde voor het Huis van Oranje in het algemeen, en voor H.K.H Wilhelmina in het bijzonder, maar ze is daarom niet minder schokkend. Fasseurs belediging drong pas in al zijn gruwelijkheid tot mij door toen ik werkte aan mijn boek ‘Weg met de koning!’ over twee eeuwen majesteitsschennis.

Koningin Wilhelmina en haar echtgenoot prins Hendrik waren dolgelukkig met hun dochtertje, kroonprinses Juliana (1909). Tussen de beide echtelieden onderling boterde het echter niet zo. Prins Hendrik had weinig te doen en zijn vrouw behoorde niet tot het type vrouw dat je doorgaans als warm, meelevend en invoelend beschrijft. Hendriks huwelijksmoraal was door deze situatie – en door nog wat andere omstandigheden – niet wat je noemt honderd procent. Maar ach, dat is niet ongebruikelijk in huwelijken die om politieke redenen worden gesloten. Hendriks voornaamste taak, het verwekken van een troonopvolger, had hij in ieder geval naar behoren volbracht.

De Amerikaanse oud-president Theodore Roosevelt zijn die onderlinge spanningen tussen beide echtelieden niet ontgaan. Na zijn aftreden in 1909 maakte hij een wereldreis, waarbij hij ook Nederland aandeed. Ten slotte lagen de roots van zijn familie in Zeeland. In april 1910 bracht Roosevelt een bezoek aan het Nederlandse koningspaar. Voor de oud-president was de visite een enorme desillusie.

Roosevelt was geen man die opkeek tegen een koningin, en dwepen met iemand als er niets te dwepen viel, was al helemaal niet zijn stijl. De oud-president had zich Wilhelmina voorgesteld als een ‘heel aardige en aantrekkelijke kleine vrouw’, maar de werkelijkheid was een extreme teleurstelling. Roosevelt vond zijn gastvrouw niet alleen ‘excessief onaantrekkelijk en alledaags’, maar ook ‘zelfingenomen en slecht gehumeurd’.

Wilhelmina was in Roosevelts ogen een ‘kleinburgerlijk vrouwtje’ dat buitengewoon onder de indruk was van zichzelf, van haar waardigheid en van haar positie. En dan de pretentieuze houding van het staatshoofd. Daarmee maakte ze zichzelf gewoon belachelijk. Maar zoals ze haar man bejegende, ging volgens Roosvelt echt alle perken te buiten. De arme Hendrik leidde een vreselijk leven omdat Wilhelmina haar ‘vette, zware, slome’ echtgenoot met ijzeren vuist regeerde.

Kunnen we Roosevelt hier majesteitsschennis in de schoenen schuiven? In de ogen van zijn tijdgenoten zeker. Zoiets kon je niet ongestraft over de koningin zeggen, ook al gedroeg ze zich lomp en eigengereid. Maar natuurlijk zou niemand het in zijn hoofd halen om de oud-president van de Verenigde Staten aan te klagen wegens belediging van het Nederlandse staatshoofd. Bovendien had Roosevelt zijn bevindingen neergelegd in een brief die Wilhelmina toch nooit onder ogen zou komen. We hebben aan Cees Fasseur te danken dat de beschouwing van Roosevelt in de openbaarheid is gekomen: zie Wilhelmina. De jonge koningin, (1998), pp. 320-323).

In zijn ijver om zijn idool – want dat is Wilhelmina voor hem – in bescherming te nemen, gaat Fasseur geen zee te hoog.
Allereerst dicht de hofbiograaf Roosevelt een vorm van rancune toe: hij zou niet zijn onthaald zoals hij had verwacht. Hoe Fasseur aan die kennis komt, blijft in nevelen gehuld. Een bron geeft hij niet.

Vervolgens probeert hij de houding van Wilhelmina te duiden. Hij schildert haar als een zelfverzekerde koningin die meer geïnteresseerd was in de aanstaande verjaardag van haar dochter dan in Roosevelt of Amerika. ‘Nederland was haar horizon’ is de verklaring die Fasseur geeft voor haar gedrag. Bovendien: ‘in de internationale politiek stelde ze alleen belang voor zover daarbij Nederlandse belangen betrokken waren. De Verenigde Staten lagen wel heel ver weg.’
Daar kwam nog bij, zo benadrukt Fasseur, dat Roosevelts streven de wereldvrede te bevorderen haar totaal onverschillig liet want ‘daar geloofde zij niet in’.

In zijn ijver Wilhelmina de hand boven het hoofd te houden en haar gedrag goed te praten, schildert Fasseur de koningin af als een beperkte, bekrompen, benepen en wereldvreemde vrouw. Haar horizon reikte niet verder dan de Noordzeekust en de verjaardag van haar dochtertje was de topprioriteit:  die ging boven alle staatszaken.
Er zijn mensen voor minder naar de gevangenis gestuurd dan de uitspraken waarmee Fasseur het aanzien van de majeteit bezoedeld.

De socialist Fredinand Domela Nieuwenhuis kreeg in 1886 een jaar gevangenisstraf omdat hij (overigens terecht) had gezegd dat koning Willem III ‘niet veel van zijn baantje had gemaakt’. In de ogen van de rechter was dat  ‘boosaardig en openbaar smaden, honen en lasteren van de persoon des konings’.

Vergelijk Domela’s uitspraak nu eens met wat Fasseur over Wilhelmina heeft gezegd.

Dinsdag 9 februari behandelde het actualiteitenprogramma Brandpunt met verve mijn boek over twee eeuwen majesteitsschennis.
Natuurlijk komt in 13 minuten zendtijd lang niet alles aan de orde, maar de kern van het boek – namelijk dat de wet op de majesteitsschennis buitengewoon willekeurig werd (en wordt) toegepast – kwam glashelder uit de verf. Bekende Nederlanders kunnen zich vrijwel alles veroorloven, maar Onbekende Nederlanders worden nog steeds getracteerd op forse boetes. De maximale geldboete is 20.250 euro, maar je kunt ook voor maximaal vijf jaar achter de tralies gaan. RTL Boulevard belichtte de kwestie vanuit een ander perspectief.
Frits Boer, sinds kort gepensioneerd als kinderpsychiater, maakte in zijn studententijd een grapje met een foto van een pin up die veel op prinses Beatrix leek.

 ‘Me vel is me vel’ op de plaat was een verwijzing naar Befehl ist Befehl, wat op zijn beurt weer sloeg op Claus van Amsberg, die tijdens de oorlog in de Duitse Wehrmacht had gediend. Boer kreeg twee weken gevangenisstraf en in hoger beroep zelfs drie. Het was iets totaal onschuldigs, maar hij kreeg er wel een strafblad voor. Dat dreigde zelfs nog even zijn carrière in gevaar te brengen.

Gerard Cox zong in 1966 ‘Arme ouwe, blijf maar zitten op je troon’. Een liedje over een beetje zielige Provo met een sterke moederbinding. De Provo in Cox zou koningin Juliana het liefst zo snel mogelijk willen zien vertrekken, maar ach, ze is zo aandoenlijk en ze lijkt zo op zijn eigen moeder. Toen op Prinsjesdag 1966  een aantal van zijn collega-provo’s lekker gingen rellen in Den Haag, bleef de ik-figuur thuis:

‘Niet dat ik pro-Oranje ben, ik haat de monarchie
Ik kan wel kotsen als ik Trix of Claus of Bernhard zie.’

Dan komt koningin Juliana aan de beurt die Cox dus zo aan zijn moeder doet denken:

‘En Juliaan is ook niet veel, dat geef ik dadelijk toe
Ze is volstrekt verwerpelijk, maar ze lijkt zo op me moe’

Dan zingt Cox begaan:

‘Arme ouwe, blijf maar zitten op je troon
Ach, wat zouden wij jou daar nou af gaan douwen
Blijf maar zitten, net als vroeger doodgewoon
arme arme arme ouwe.’

Cox zong deze tranentrekker tijdens een try-out in Tiel. Een deel van het publiek verliet woedend de zaal en een diender wachtte hem in de kleedkamer op. Hij kwam er als Bekende Nederlander met een waarschuwing vanaf, maar Frits Boer kreeg drie weken cel voor een gefotoshopte Beatrix look-a-like.

Het boek staat vol met volstrekt willekeurige ingrepen van het Openbaar Ministerie. Zo kreeg de befaamde socialist Domela Nieuwenhuis een jaar gevangenistraf omdat hij had gezegd dat Willem III – ook bekend onder zijn veelzeggende bijnaam ‘Koning Gorilla’ – ‘niet veel van zijn baantje had gemaakt’.
Het was de enige manier om hem aan te pakken, want formeel bestond er vrijheid van meningsuiting. De wet op de majesteitsschennis bood de autoriteiten gelegenheid om socialisten en ander gespuis  op te pakken.
Hun kritiek op de mensonterende sociale omstandigheden, de honger en de werkeloosheid was volkomen terecht. Maar de koning had een fors inbreng in het landsbestuur en als je daar kritiek op had, was dat  ‘hoon’ of ‘laster’ van Zijne Majesteit.

Bij het overlijden van Willem III zag Domela Nieuwenhuis zijn kans schoon. Inmiddels was hij een Bekende Nederlander. In zijn blad Recht voor allen schreef hij een artikel die alleen uit een kop bestond: ‘Het leven van koning Willem III den Groote, in al deszelfs hooge betekenis voor het Volk geschetst’. De kolommen eronder bleven blanco.
Treffender kon het leven van ‘iemand die zo weinig van zijn baantje’ had gemaakt niet worden geschetst, en vermoedelijk ook nauwelijks beledigender: het leven van ‘Willem den Groote’ als één grote leegte. Justitie liet hem ditmaal ongemoeid.

Tekenaar ‘Willem’, nog steeds actief als cartoonist voor het roemruchte Franse satirische blad Charlie Hebdo, tekende in september 1966 koningin Juliana als raamprostituee. De prent stond in God, Nederland en Oranje, het cartoonblad van de Provobeweging. Aanleiding was de verhoging van haar staatstoelage in een tijd van loonmatiging. Het prijskaartje dat voor Juliana’s peeskamertje hing, verwees naar haar jaarlijkse uitkering van 5,2 miljoen gulden. Holtrop werd vrijgesproken van majesteitsschennis, maar kreeg wel een boete van 250 gulden voor een cartoon in hetzelfde nummer van God, Nederland en Oranje; de rechter achtte die beledigend voor het openbaar gezag en de politie.
Een student die de ‘Provoklamatie’ van Holtrop in Leiden als pamflet had verspreid, kreeg zes weken celstraf. Peter Schat, zijn faam als componist was toen nog toekomstmuziek, kreeg tweehonderd gulden boete omdat de drukpers in de kelder van zijn huis stond.
Willekeuriger kan haast niet, al zijn de tijden sinds Johan van Oldenbarnevelt (1547-1619) wel veranderd: de beul onthoofde de bejaarde staatsman (72) omdat hij prins Maurits had beledigd: majesteitsschennis dus. Maurits heeft de rechtsgang gemanipuleerd; bij een reguliere gang van zaken had hij geen schijn van kans gehad zijn tegenstander te laten ombrengen.

Weg met de koning! vertelt ook de geschiedenis van het huis van Oranje, hoewel de bloedlijn met stamvader Willem de Zwijger al sinds enkele eeuwen flinter- en flinterdun is. Op de keeper beschouwt zijn de prestaties van het Huis door de eeuwen heen lang niet altijd groots en meeslepend geweest. Integendeel. Wat nooit afnam was de liefde voor het Oranjehuis onder bepaalde delen van de bevolking, al dan niet gemanipuleerd. En dat veel slechtziende historici (verblind door een oranjewaas) het Huis eeuwenlang de hemel hebben ingeprezen, heeft ook zijn invloed gehad.

Als de wet op de majesteitsschennis één ding heeft bewezen, is dat hij afgeschaft moet worden. Omstreeks april zal D66 daartoe een voorstel indienen.

Ard van der Steur, minister van Veiligheid en Justitie, slaat kolder uit in zijn antwoord op vragen van Verhoeven (D66) en Van Dam (PvdA) over majesteitsschennis. Het gaat uiteraard om de ‘fuck de koning’ kwestie. Nadat eerst het OM zich liet ringeloren door de publieke opinie en als een haas de zaak tegen de anti-zwarte-pieten-activist seponeerde, was het de beurt aan de VVD-minister om een modderfiguur te slaan.

D66 en de PvdA willen wel af van dat archaïsche wetsartikel uit de voorvorige eeuw (1866) en vroegen de minister wat hij daar van vond. Deze week liet Van der Steur weten:  ‘Blijkens de wetsgeschiedenis kan een belediging van de Koning en diens echtgenoot een zodanig ernstig karakter hebben dat men een separaat wetsartikel gerechtvaardigd vond. Ik zie geen reden om tot een andere afweging te komen (…)’.

De minister weet evident niet waarover hij het heeft. Hij komt met kletskoek dat de wetsgeschiedenis heeft uitgewezen dat we niet zonder artikel 111 uit het Wetboek van Strafrecht kunnen (‘opzettelijke belediging van de koning’). Uiteraard zonder ook maar één concreet voorbeeld te noemen. Dat is ook logisch want die voorbeelden zijn er niet. Dat is nu exact wat de wetsgeschiedenis ondubbelzinnig aantoont.

In 1829 en 1830 kwam koning Willem I met twee persbreidelwetten die bedoeld waren om kritiek op zijn wanbeleid – het tartte werkelijk alle beschrijvingen – de kop in te drukken. Zo omzeilde hij via een omweg de Grondwet die de vrijheid van drukpers garandeerde.

In 1866 werd het nieuwe Wetboek van Strafrecht van kracht. De koning – we zijn inmiddels aangeland bij Willem III (bijnaam ‘Gorilla’) – had er met een speciale wet voor gezorgd dat kritiek op hem en zijn beleid strafbaar kon worden gesteld. Alleen was het woord ‘kritiek’ vervangen door ‘hoon’, ‘smaad’ en ‘laster’.

Vanuit het standpunt van de koning gezien was het een verstandige wet. Hij kon gebruikt worden – en dat gebeurde ook – om kritiek op zijn beleid de kop in te drukken. Kritiek was er in overvloed en ze was volkomen terecht.

Aan de uitzichtloze armoede, honger, kindersterfte, huisvesting en schrijnende werkeloosheid werd te weinig gedaan. Vooral politiek links – dat in die tijd opkwam – oordeelde hard over het beleid van Willem en zijn ministers.

Als mens was Willem III een mislukking. Hij zoop, hoereerde, bedroog en schoffeerde wie hij maar kon, ook zijn ministers. Bovendien mocht hij als potloodventer graag zijn vorstelijk lid aan den volke tonen; weten we uit de dagboeken van zijn minister van Buitenlandse Zaken, Weitzel.

De zaak tegen Ferdinand Domela Nieuwenhuis is waarschijnlijk de bekendste majesteitsschenniszaak uit de wetsgeschiedenis waar Van der Steur zich op beroept. De socialistische voorman had gezegd dat de koning maar ‘weinig van zijn baantje had gemaakt’.
Voor die buitengewoon ware opmerking moest hij een jaar het cachot in. Hij vocht het vonnis tot aan de Hoge Raad toe aan, maar zonder succes. Extra schrijnend was dat niet Domela zelf, maar iemand anders, die woorden had geschreven. Hij werd echter verantwoordelijk gehouden omdat het stuk was verschenen in Recht voor allen waarvan hij hoofdredacteur was.

Het vonnis lokte een storm van kritiek uit die maar niet wilde luwen. Onrust was het gevolg en tweespalt dreigde. Domela kreeg na een half jaar gratie ter gelegenheid van de verjaardag van Wilhelmina, de latere koningin. Zo was een lastig probleem de wereld uit geholpen.

Op het einde van de negentiende eeuw ging vooral links, maar ook een enkele liberaal, tekeer tegen de monarchie. Socialisten waren volgens de koning en zijn ministers een gevaar voor Nederland en dus werden betogers die de sociale en maatschappelijke wantoestanden beu waren op grond van majesteitsschennis voor de rechter gesleurd.
De wet is herhaaldelijk misbruikt om de oppositie de mond te snoeren. Behalve socialisten werden ook dronkenlappen (en in onze tijd junks) en branieschoppers voor de rechter gesleurd omdat ze hadden gezegd dat de koning een klootzak of iets dergelijks was. Ze gingen voor maanden de cel in.

Als die mensen niet voor de rechter waren gebracht had de koning nooit geweten dat hij beledigd, belasterd of gehoond was. Steevast waren het overijverige dienders, officieren van justitie of oranjeverblinde burgers die aanklachten wegens majesteitsschennis indienden.
Het beleid – in justitiekringen heet dat het opportuniteitsbeginsel – getuigt van pure willekeur. Dat begon al met de ‘perswetten’ van 1829 en 1830, zette zich voort na de invoering van de wet op de majesteitsschennis in 1866 en is tot op de dag van vandaag niet veranderd.

In de tijd van provo regende het weer aanklachten. Ook toen werd de wet misbruikt om provo’s en aanverwante lieden achter de tralies te zetten.
Het stel dat in 1966 De Rookbom naar Beatrix en Claus in de huwelijkskoets gooide, kreeg straf wegens overtreding van de vuurwapenwet.
De hele wereld keek destijds mee en dan kun je zo’n stel niet veroordelen op grond van een achterlijke wet uit de negentiende eeuw. Ook dat vloeide voort uit het opportuniteitsbeginsel

Hans Teeuwen en Sander van de Pavert van Luckytv hadden beiden gemakkelijk – en wellicht met succes – door justitie kunnen worden vervolgd. Maar dat gebeurt niet, terwijl Teeuwen in zijn show met Beatrix  – zij het virtueel – anale seks bedreef en Van der Pavert het koningspaar op onnavolgbare wijze in de zeik heeft genomen.
Volgens de wet zouden beide heren in de boeien moeten worden geslagen.
Maar dat gebeurt niet omdat het teveel aandacht zou trekken en dan ziet het OM er liever bij voorbaat vanaf.
Net als bij die antizwartepietenman.

Anderzijds werd vijf  jaar geleden een man veroordeeld die tegen agenten had geroepen dat hij de koningin anaal wilde neuken. Nota bene tegen een paar agenten, terwijl Teeuwen zijn act voor een volle zaal opvoerde en nog steeds via YouTube te zien is.

Wat is dit voor beleid? Wat moeten we in vredesnaam met deze fucking wet? Laat Willy of Máx toch zelf een klacht indienen als ze zich beledigd voelen. In privacykwesties doen ze dat ook. Prins Claus won ooit een zaak tegen Privé.

Dus Van der Steur: trek die stomme brief in, excuseert u zich bij Verhoeven en Van Dam en steun voortaan alle initiatieven die de majesteitsschenniswet willen afschaffen. Willem-Alexander heeft zelf al laten weten dat het wat hem betreft bespreekbaar is.

Mocht u als minister meer informatie willen, dan ben ik graag bereid u mijn boek over de geschiedenis van majesteitsschennis toe te sturen. Het komt dit najaar uit.

Welke halfgare in de krochten van het Openbaar Ministerie heeft besloten om een zwarte-pieten-activist die ‘fuck de koning, fuck de koningin’ riep te vervolgen voor majesteitsschennis? In België moet Koning Flip zelf aangifte doen als hij zich beledigd voelt, maar in Nederland gebeurt dat ‘ambtshalve’. Hoe dat in zijn werk gaat is volslagen onduidelijk. Het kan een overijverige, monarchistische ambtenaar op het OM zijn, of de minister van Justitie die een wit voetje wil halen bij het koningshuis, maar evengoed de koning zelf die (laat) weten dat wat hem betreft de maat vol is.

Niemand die het weet. Ik heb Beatrix er wel eens van verdacht dat als ze zich in haar koninklijke waardigheid gekwetst voelde dat via haar kabinet liet weten en het geval zo doorspeelde naar justitie. Te bewijzen valt het niet, maar kennelijk hadden sommige veroordelingen wel haar instemming. Zoals in het geval van de man die in 2010 een waxinelichthouder naar de Gouden Koets gooide.

Tijdens zijn roemruchte worp schold hij de inzittenden van de Koets luidkeels uit voor ‘landverraders’ en ‘nazi’s’. De man, bij wiens aanhouding volgens het OM vast stond dat hij geestelijk gestoord was, werd niet alleen veroordeeld voor het beledigen van de koningin, Willem-Alexander en Máxima, maar kreeg ook straf voor het beschadigen van de Gouden Koets en voor poging tot mishandeling van twee lakeien die ernaast liepen. In werkelijkheid liepen noch de lakeien noch de Koets een schrammetje op. In totaal zat de man ongeveer twee jaar vast. Een deel van de tijd in de extra beveiligde gevangenis in Vught. Daar sluit je normaal gesproken types op als Willem Holleeder.

De straf was buitenproportioneel – als hij inderdaad gestoord was hoorde hij in een inrichting thuis – maar Beatrix was het er blijkbaar mee eens. Een seintje van haar was voldoende geweest de man te laten gaan. Dat dit niet is gebeurd, zegt hoogstwaarschijnlijk iets over hoe Beatrix tegen dit geval van majesteitsschennis aankeek. Ik kan me overigens niet voorstellen dat Willem-Alexander er net zo over denkt als zijn moeder. Zijn adviseurs schijnen hem zelfs geadviseerd te hebben Luckytv geweldig te vinden, terwijl hij daar toch met enige regelmaat op een voor hem niet leuke wijze te kijk wordt gezet.

‘Majesteitsschennis’, de wet kent dat woord niet, maar spreekt van ‘hoon en laster’, is een archaïsche wet uit de voorvorige eeuw (1866). Koning Willem III, onder tijdgenoten beter bekend als ‘Koning Gorilla’, kon slecht tegen kritiek en dus kwam er een wet om criticasters op te sluiten of zwaar te beboeten. Er stond maximaal vijf jaar gevangenisstraf voor of een boete van driehonderd gulden. Dat is volgens het Wetboek van Strafrecht, artikel 111-113, waarin het beledigen van de majesteit en de toe te passen straf staat omschreven, nog steeds zo. De boete is met zijn tijd meegegaan: die is nu 20.250 euro maximaal.

Majesteitsschennis en het recht op vrije meningsuiting staan op gespannen voet met elkaar. In de tijd van Koning Gorilla bestond er recht op vrije meningsuiting maar dat werd in de ogen van de koning misbruikt en daarom kwam er in 1866 die speciale wet. Twee andere ‘perswetten’, uit 1829 en 1830 (de tijd van koning Willem I) hadden het bekritiseren van de koning ook al strafbaar gesteld, maar die boden de lange koninklijke tenen kennelijk toch te weinig bescherming. Willem II had betrekkelijk weinig last van majesteitsschennis. Dat kwam omdat hij biseksueel was. Een aantal journalisten die dat wisten chanteerden hem daarmee. De homoseksuele escapades van de getrouwde Willem mochten onder geen beding naar buiten komen, en daarom kocht hij zijn kwelgeesten af. Er waren tonnen aan zwijggeld mee gemoeid.

Willem III was een koning die eigenlijk nergens voor deugde, hoewel hij als hobby één aardig karaktertrekje had: hij bezocht graag slachtoffers van een watersnood. Voor een watersnoodje kon je Willem uit zijn bed halen.
Over zijn leven verscheen vlak voor zijn zeventigste verjaardag (1887) een boekje: Uit het leven van Koning Gorilla. Veel van wat erin stond was waar: de koning zoop, beledigde, schoffeerde, bezocht de laagste bordelen, martelde dieren en zo nu en dan schiep hij er behagen in zijn vorstelijk lid aan den volke te tonen, want hij was ook een potloodventer. De auteur(s) van het schotschrift konden om uiteenlopende redenen niet worden vervolgd, maar indirect koelde de koning zijn woede op de voorman van de socialisten Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Hij was hoofdredacteur van Recht voor allen waarin ‘Koning Gorilla’ regelmatig figureerde.
Toen Domela eens opmerkte dat de koning ‘weinig van zijn baantje had gemaakt’, kreeg hij een jaar gevangenisstraf. Toch had hij het met zijn opmerking volkomen bij het rechte eind. Maar Domela was socialist; een mensensoort die in de tijd niet erg werd gewaardeerd en al helemaal niet door de koning.

Veroordelingen wegens majesteitsschennis waren aan het einde van de negentiende eeuw vooral bedoeld om lastige socialisten een tijdje op te bergen. Vrouwe Justitia speelde destijds een bedenkelijke rol en dat heeft ze eigenlijk voortdurend gedaan, zodra majesteitsschennis op de rol stond. Er is sprake van zo’n willekeur in berechting, sinds de wet op de majesteitsschennis in 1866 in het Wetboek van Strafrecht werd opgenomen, dat men zich kan afvragen of – om nog meer idiote vervolgingen te voorkomen – de wet niet beter per direct naar de vuilnisbelt van de wetsgeschiedenis kan worden verwezen.

In de tijd van koningin Wilhelmina zijn er heel wat vonnissen geveld en mensen naar de gevangenis gestuurd of boetes opgelegd om de meest futiele redenen. L.M. Hermans, redacteur van De Roode Duivel, kreeg een half jaar cel omdat hij koningin Wilhelmina en haar moeder Emma als danseresjes in zijn blad had getekend. Totaal onschuldig, maar Hermans was socialist en tegen ’troon, altaar en beurs’. Hij heeft overigens veel geschreven waarvoor een rechter hem wél met goed fatsoen had kunnen veroordelen. Maar net als vandaag de dag was willekeur troef.

Dat ondervond ook Alexander Cohen, een medewerker van Recht voor allen. Toen het rijtuig van de koning Willem III hem passeerde, op 16 september 1887, riep hij: ‘Leve Domela Nieuwenhuis! Leve ’t Socialisme! Weg met Gorilla!’ Hij werd subiet voor de rechter gesleept. Ondanks zijn werkelijk magistrale verdediging kreeg hij een half jaar gevangenisstraf. Hij week uit naar België en later Frankrijk. Nederland liet echter niet los en heeft beide landen bewogen Cohen uit te wijzen. Uiteindelijk is het slecht met Cohen afgelopen: hij eindigde zijn leven als monarchist.

De rechters deden dus maar wat als er majesteitsschennis in het geding was. Je zou bijvoorbeeld verwachten dat Pieter Jelles Troelstra, de voorman van de ‘rooien’ uit het begin van de vorige eeuw zou worden opgepakt, toen hij in 1921 over het erfelijk koningschap zei: ‘Erfelijkheid moge een geschikt leidend beginsel zijn voor paard- en rundvleesstamboeken, voor het bekleeden van publieke ambten kan het nu eenmaal geen leidraad geven’.  Koningin Wilhelmina had niet echt een hekel aan de rode onruststoker. Misschien dat Troelstra er daarom mee wegkwam.

De anti-zwarte-piet-activist, Al Jaberi, die nu een boete van 500 euro krijgt opgelegd wegens majesteitsschennis, zat er overigens helemaal naast met zijn opmerking over de Gouden Koets. Volgens hem wordt het slavernijverleden in Nederland niet erkend en doet het koningshuis daaraan mee. In de talkshow van Pauw zei hij: `De duidelijkste signalen zijn wellicht het feit dat het koningshuis, het staatshoofd, jaarlijks in een gouden koets rondrijdt, van goud gestolen uit de derde wereld, waar ook afbeeldingen op staan van slaven.’

Dat van die afbeeldingen klopt, maar de koets was een geschenk van het ‘dankbare Nederlandsche volk’ aan Wilhelmina bij haar inhuldiging in 1898. Ze weigerde de Koets vóór de inhuldiging te accepteren. Dat zou niet netjes zijn. Maar een dag ná de inhuldiging nam ze het karos, gebouwd in Amsterdam door de firma Spijker en betaald door Amsterdammers, toch in ontvangst. De Amsterdammers hadden het cadeau met kwartjes bijeen moeten scharrelen.
Met geld dat ze eigenlijk niet konden missen, want de sociale ellende was enorm.

Hermans ergerde zich wezenloos en uitte dat krachtig in zijn brochure De Gouden Kwartjeswagen. Hij vond bijdragen aan de gouden koets pure geldverspilling in een tijd dat de werkeloosheid sinds mensenheugenis niet zo groot was geweest. ‘Aan de ledige haard van den werkman grijnst het spook van den honger en de sporen van gebrek zijn op de smalle bleeke gezichtjes uwer kinderen duidelijk merkbaar.’

Het was een schande, vond Hermans, om arme mensen geld uit de zak te kloppen voor een koningin die aan ‘niets gebrek had’, door te speculeren op ‘gevoelens van eerbied of liefde, die men terecht of ten onrechte koestert’. Deze keer kwam hij ermee weg. Het OM greep niet in, hoewel het ‘kwetsender’ was dan de onschuldige sportprent, waarvoor hij een half jaar de bak in moest.

Het OM doet dus maar wat. Toen en nu. In mijn boek over majesteitsschennis dat dit najaar verschijnt, staan talrijke saillante voorbeelden. Zelden heb ik zoveel willekeur in één boek op een rij moeten zetten. Je vraagt je af of het OM – toen maar ook vandaag de dag – niet wat beters te doen heeft dan zijn tijd te verspillen aan zulke kolder.

Je mag niet ‘fuck de koning’ roepen, en vast ook niet ‘FUCK het OM’, maar ik kan niet anders. En fuck ook de majesteitsschennis!

Boeken