Berichten

Hofleverancier

Als ik de Volkskrant van 4 oktober goed heb begrepen zou Cees Fasseur me graag in elkaar willen slaan. Tijdens een interview onder de titel ‘Hofleverancier’ windt de schrijver van menig monarchistisch jubelschrift zich hevig over mij op. Dat doet ie gelukkig wel vaker, maar nooit zo agressief als deze keer. De aanleiding was dat de familie Van Maasdijk een civiele procedure tegen Fasseur had aangespannen omdat hij Gerrie van Maasdijk, kamerheer in buitengewone dienst van koningin Juliana, op een wijze had beschreven waarmee de familie – niet helemaal ten onterechte – geen genoegen nam.

Fasseur: ‘In die procedure heeft Aalders aan de erven-Van Maasdijk aangeboden om als getuige à charge tegen mij op te treden. Het verzoek is door de rechtbank in Amsterdam niet gehonoreerd.’ Foei toch Cees! Een rechtbank kan toch geen verzoek honoreren dat nooit is ingediend?

Wel heeft de advocaat van de familie Van Maasdijk mij verzocht een beoordeling te schrijven over Juliana & Bernhard, het boek waarmee de familie zo’n moeite had. Ik heb daarin toegestemd omdat ik Juliana & Bernhard een slecht boek vond met ondermaatse research

Fasseur doet daarin bijvoorbeeld een serie stukken die hij op het ministerie van Algemene Zaken had ingezien af met een achteloos schouderophalen. Hij vond het niet nodig om nader onderzoek te doen naar zakenlieden, bedrijven en bankiers waarvan de namen hem kennelijk niets zeiden. Want als Ik, Cees Fasseur, die mensen en ondernemingen niet ken, kunnen ze ook niet belangrijk zijn.

Ik kende die namen uit mijn eigen onderzoek  maar al te goed. Er zaten veel beruchte types tussen, met wie je maar beter niet gezien kon worden. De non-research van Fasseur was voor mij de directe aanleiding een boek te schrijven dat in 2011 als Bernhard Zakenprins. Illegale Wapenhandel, louche zakenlieden en dubieuze bankiers verscheen.

Ik ben, zoals gezegd, op het verzoek van de advocaat ingegaan en heb een beoordeling van Juliana & Bernhard op papier gezet. Fasseur vindt dat ‘oncollegiaal’  en in zijn ogen heb ik daarbij een grens overschreden ‘die je niet zou moeten willen overschrijden’. De Volkskrant : ‘Bent u echt zo kwetsbaar?’ Fasseur:  ‘Nou, ik weet niet of je het kwetsbaar moet noemen. Maar soms betreur ik het dat ik niet twee meter lang ben. En oud-karatekampioen.’

Cees ‘Karate’ Fasseur roept wel vaker wat. Zoals destijds bij de verschijning van mijn boek Leonie dat hem niet lekker zat omdat er wat over prins Bernhard instond, wat hem niet beviel. Niet dat hij het boek had gelezen, maar hij had er wel over gehoord, vertelde hij in een interview. Hij adviseerde de prins mij subiet voor de rechter te slepen. Over oncollegiaal gedrag gesproken. En puur afgaande op geruchten want het boek had hij niet gelezen. Eigenlijk raar dat zo’n type nog enig aanzien geniet in historisch Nederland.

Fasseur tiert lekker voort in de Volkskrant: ‘Fair play, hè, daar gaat het om. Het kan me ontzettend boos maken als ik van die valse verhalen hoor over kennis die ik heb achtergehouden.’ Aldus ‘Karate’ Cees. Vervolgens klaagt hij:  ‘De verhalen van Aalders, om een bekend voorbeeld te noemen. Dan denk ik: gewoon niet eerlijk. Vermoedens, geruchten, loze beweringen en dat dan zo’n beetje aan elkaar schrijven – dat is de werkwijze-Aalders.’

Fasseur is nooit met één concreet bewijs gekomen voor wat hij mij in de schoenen schuift. Geen fair play dus en al helemaal niet collegiaal. De getergde Oranjehagiograaf roept maar wat. Je zult als beschuldigde maar voor zo`n rechter staan, want dat was ook een functie die hij bekleedde.
Ik zeg en schrijf ook wel eens wat over Karate Cees, maar nooit zonder mijn kritiek te onderbouwen. In Niets was wat het leek zijn daarvan tal van voorbeelden  te vinden. Net als in mijn kritiek op Fasseurs gelegenheidswerkje Een Dame van IJzer.

Historicus Coen Hilbrink vond dat de aanval van Cees Fasseur niet onbesproken mocht blijven en schreef een commentaar in de Volkskrant.

Dat liet Karate Cees niet over zijn kant gaan. Met kritiek kan hij moeilijk omgaan en dus moest Hilbrink het ontgelden. Dat ontlokte op zijn beurt weer een reactie van mijn kant in de Volkskrant van 11 oktober:

Cees Fasseur kan niet tegen kritiek en aangezien ik een van zijn meest uitgesproken criticasters ben, moest ik het in de Volkskrant van zaterdag jl. ontgelden. Fasseur is woedend op mij en zijn emotionele uitspraken (‘soms betreur ik het dat ik niet twee meter lang ben. En oud-karatekampioen’) suggereren dat hij mij graag in elkaar zou willen slaan.

In zijn reactie op het stuk van Coen Hilbrink van 8 oktober (waar hij inhoudelijk wijselijk niet op ingaat), trekt hij welbewust een zin uit zijn verband om toch zijn gelijk te halen. Hij suggereert (net als zaterdag) dat ik mij spontaan bij de rechtbank heb aangeboden om tegen hem te getuigen. De door Fasseur geciteerde zin waaruit dat zou moeten blijken is afkomstig uit een brief van mij aan de advocaat van de familie Van Maasdijk. Die had mij namelijk verzocht een beoordeling te schrijven over Fasseurs boek, Juliana & Bernhard, waarin Gerrie van Maasdijk als een intrigant (of erger) wordt afgeschilderd.

Mr  Kaaks richtte dat verzoek tot mij omdat ik een boek had geschreven (Bernhard Zakenprins) als reactie op J&B van Fasseur, dat m.i. getuigde van onvolledig onderzoek. Op de vraag van mr Kaaks of ik bereid was mijn beoordeling voor de rechtbank toe te lichten, heb ik uiteraard ja gezegd. De foute voorstelling van zaken van ‘Karate Cees’ – als zou ik mij oncollegiaal en spontaan bij de rechtbank hebben aangeboden – hoop ik hiermee te hebben rechtgezet.
Mijn brief is na te lezen op https://www.gerardaalders.nl/2014/10/verklaring.html