Berichten

Prins Bernhard was geen ‘schavuit’ maar gewoon een schurk; leugenachtig tot op het bot. Voor ons, republikeinen, is dat oude koek, maar de media raakten totaal overstuur van het oude nieuws over zijn NSDAP-lidmaatschap. De consequenties van dat gelieg over zijn naziverleden zouden wel eens ernstiger kunnen zijn dan de levenslange ontkenning een nazi te zijn geweest. Want waarom zou je een man die met de hand op de Bijbel liegt nog geloven?

Al in 1996 kwamen Coen Hilbrink en ik in de affaire-Sanders met niet minder dan vijfendertig documenten die het NSDAP- lidmaatschap van Bernhard onomstotelijk bewezen. Bernhard bleef dat feit tot zijn laatste snik ontkennen. Voor Oranjeklanten was dat voldoende. Voor het bestuur van het NIOD – waar ik toen werkte – ook, al moest het later bakzeil halen, zij het met de grootst mogelijke tegenzin.

Nu is zijn lidmaatschapskaart toch gevonden. Het ding had al die tijd in Bernhards archief gelegen. Plotseling stond alles wat Bernhard had beweerd op losse schroeven en dat is winst. Het bestuur van het Prins Bernhard Cultuurfonds (alleen al het verbinden van zijn naam met cultuur is een gotspe) vroeg zich af of de naam van het fonds ongewijzigd kon blijven. Heeft het bestuur dan al die jaren onder een steen geleefd? Inderdaad. Heel lang, maar dat is nu voorbij. Het Prins Bernhard Cultuurfonds is omgedoopt in Het Cultuurfonds.

Het CIDI vroeg zich af of er geen nader onderzoek moest worden gedaan naar de bewering dat Bernhard een miljoen gulden uit de Duitse Wiedergutmachung had losgepeuterd. Dat fonds was bedoeld voor joden die slachtoffer waren geworden van Bernhards voormalige partijgenoten, maar die de verschrikkingen van de Holocaust hadden overleefd. Een onderzoek is nergens voor nodig. Dat heb ik al gedaan. Het resultaat staat in de Republikein, nr. 2, 2008. Helaas leest niet iedereen dat blad, maar het nieuws stond ook uitgebreid in de kranten en haalde het NOS-journaal en ‘NOVA’, de voorloper van ‘Nieuwsuur’.  Ik had een geannoteerde versie beschikbaar gesteld, maar die is nooit door iemand opgevraagd. CIDI kom alsjeblieft – net als nog niet zo lang geleden het Bernhard Cultuurfonds – onder jullie steen vandaan en lees de versie met voetnoten.

Willem-Alexander beweerde onlangs, mede dankzij de publicatie van de lidmaatschapskaart, het familiearchief open te willen stellen tot 6 september 1948. De koning, zelf historicus, beweert transparante geschiedschrijving toe te juichen. Dat is mooi, maar ik ben bang dat het een loze belofte is. Het Koninklijk Huisarchief, volledig door de belastingbetaler gefinancierd, heeft de rechtsvorm van een stichting. Die valt niet onder de archiefwet en is daarom ook niet voor iedereen toegankelijk. Toegang kan alleen de voorzitter van de stichting – Willem-Alexander – verlenen. Toegang is een gunst, geen recht. Als hij zijn belofte gestand wil doen, zal het Koninklijk Huisarchief de status van Rijksarchief moeten krijgen. Dan valt het onder de archiefwet en de daarin vastgestelde normen voor toegang.

Als ik wil onderzoeken of Bernhard zich inderdaad met illegale wapenhandel in Indonesië heeft beziggehouden zou ik graag zijn papieren nalatenschap willen doorvlooien. In de overheidsarchieven is niets te vinden, zoals er vrijwel nooit iets is te vinden dat het koningshuis reputatieschade kan bezorgen.

Ik ga de koning binnenkort maar eens om toestemming vragen.

Dit artikel verscheen eerder in De Republikein, nummer 4, december 2023

Een prijs vernoemd naar een koning die zijn land in financiële chaos achterliet is ongepast.

Het Cultuurfonds kreeg een nieuwe naam na ophef over het nazilidmaatschap van prins Bernhard. Hoog tijd om ook de Koning Willem I Prijs te herdopen.

Koningin Máxima reikt komend voorjaar samen met DNB-president Klaas Knot weer de prijs uit voor verdienstelijk ondernemerschap: de Koning Willem I Prijs. In navolging van de naamswijziging van het Prins Bernhard Cultuurfonds moet ook deze prijs een andere naam krijgen. Koning Willem I verbinden met duurzaam ondernemerschap is namelijk een gotspe.

In principe reikt de Koning Willem I Stichting elke twee jaar de prijs uit aan een grote Nederlandse onderneming in de categorie Grootbedrijf (meer dan 250 werknemers) en MKB (minder dan 250 werknemers). De website van de stichting rept van de ‘Oscars van het Nederlandse bedrijfsleven’. Daar blijft het niet bij: ‘De Koning Willem I Prijs is de meest prestigieuze bekroning voor moedig, veerkrachtig en duurzaam ondernemerschap.’

De prijs bestaat sinds 1958 en is ingesteld door De Nederlandsche Bank en aan het bedrijfsleven verbonden organisaties. De prijs heeft ‘koning-koopman’ Willem I (1772-1843) als naamgever, die koning was van 1815 tot 1840. Evengoed liet Willem zijn koninkrijk achter in een gigantische economische en financiële chaos.

In de tijd dat de prijs werd ingesteld was het koningshuis nog min of meer heilig. Maar sinds 1958 zijn er heel wat studies over het reilen en zeilen van Nederland onder Willem I verschenen. Daaruit ontstaat het beeld dat de koning er een knoeiboel van maakte, al staat daar een aantal verdienstelijke projecten tegenover. Willem I deed er bijvoorbeeld goed aan te investeren in kanalen, mijnen, wegen, textielnijverheid en stoomvaartmaatschappijen. Maar zijn durf om te vernieuwen ‘ging samen met overdreven verwachtingen op grond van kleine successen en een zucht tot speculatie,’ aldus biograaf Jeroen Koch.

Koning Willem I heeft het land met de beste bedoelingen uit een economische crisis proberen te halen. Dat verhinderde niet dat hij Nederland uiteindelijk in een totale chaos achterliet. Na zijn abdicatie in 1840 ‘vluchtte’ hij naar Berlijn, waar hij in 1843 zou overlijden.

De koning was een harde werker; dag en nacht in de weer voor Nederland én zijn eigen fortuin. Onderscheid tussen beide maakte hij niet of nauwelijks. Hoe groot zijn aandeel in het opvijzelen van de economie is geweest valt daarom moeilijk aan te wijzen. Ondanks een grondwet had hij vrijwel absolute macht. Willem I profiteerde niet in de laatste plaats zelf van de toenemende economische bedrijvigheid.

Maar zijn investeringsdrift bracht Nederland op de rand van de financiële afgrond; ons land dreigde zelfs bankroet te gaan. De staatsboekhouding manipuleerde hij naar eigen believen. De Kamer kon aan zijn financieel-economisch beleid geen touw vastknopen. De vraag is of hij zélf nog enig zicht had op de financiële warboel die hij had gecreëerd.

Zijn autoritaire stijl van regeren had ook tot gevolg dat de Zuidelijke Nederlanden zich van de Noordelijke Nederlanden afsplitsten, waardoor het koninkrijk in tweeën werd gesplitst. Willem wilde de afscheiding ongedaan maken en hield negen jaar lang een groot leger op de been, waaraan een buitenproportioneel deel van de rijksuitgaven opging.

Voor de oorspronkelijke bewoners van Nederlands-Indië was Willems koningschap een ramp. De door hem opgerichte Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM), waarvan hij zelf grootaandeelhouder was, zoog de kolonie leeg. Opium, waarop de NHM het verkoopmonopolie had, hield het geknechte Indische volk rustig en wendde opstanden af.

Willem I voerde het ‘Cultuurstelsel’ in dat de Indische bevolking in economische misère dompelde. Mensen werden gedwongen koffie, thee, suiker en andere gewassen te telen, producten die hem (en de NHM) het meeste geld opleverden. Dat ging ten koste van de productie van voedsel voor de lokale bevolking, zoals rijst.

Een Koning Willem I Prijs is niet meer van deze tijd en dient, net als het Prins Bernhard Cultuurfonds, van naam te veranderen. Het is absurd een ondernemersprijs (een ‘Oscar’) naar een koning te noemen, die zijn land financieel tot de rand van de afgrond bracht.

Dit artikel verscheen eerder in het Financieel Dagblad van 10-11-2023