Berichten

Zwendel is uit; mijn nieuwe boek over een elftal fraudeurs uit binnen- en buitenland. Het is een gemengd en curieus gezelschap, zowel wat betreft hun criminele activiteiten (het gaat om miljarden) als hun achtergronden.
In Zwendel analyseer ik de oplichtingspraktijken van banken, bedrijven en ‘zelfstandige’ fraudeurs zoals ‘meesteroplichter’ Carlo Ponzi. In Amerika is ‘Ponzi’ een veelgebruikt synoniem voor zwendel, oplichting en bedrog.
Van Nederlandse bodem heb ik de bank Gebr. Teixeira de Mattos, de ‘beerput’ aan de Amsterdamse Herengracht en de vastgoedmagnaat Reinder Zwolsman onder de loep genomen.
Op het internationale vlak komen de Zweedse luciferkoning Ivar Kreuger, de Amerikanen Richard Whitney, Robert Vesco, Bernie Cornfeld en de absolute zwendelkampioen Bernard Madoff aan de orde. Verder is er aandacht voor de Italiaan Roberto Calvi, (‘bankier van God’), het Amerikaanse energiebedrijf ENRO en de Bank for Credit and Commerce International (BCCI) uit Pakistan. Zijn er overeenkomsten tussen al deze gevallen?
Als je niet bedonderd wil worden door mooipratende, charismatische oplichters moet je altijd een ding in het achterhoofd houden: als iets te mooi is om waar te zijn is dat meestal ook zo. De oplichter en zijn slachtoffer hebben één ding gemeen: hebzucht. Allebei willen ze zo snel en zo gemakkelijk mogelijk rijk worden. Steenrijk als het even kan. De fraudeur wil dat nog wel eens lukken, als hij tenminste op tijd zijn biezen pakt om uit handen van justitie te blijven. Soms ben je dan gedoemd om de rest van je leven te blijven reizen en vluchten. Robert Vesco overkwam dat. Wanhopig probeerde hij toen een eilandje te kopen om daar een zelfstandige staat van te maken met een uitleveringsverbod naar zijn thuisland Amerika. Dan pas zou hij van de vruchten van zijn witteboordencriminaliteit kunnen genieten. Die staat is er nooit gekomen; uiteindelijk kreeg Vesco asiel op Cuba omdat hij de Cubanen had geholpen de Amerikanen een loer te draaien. Maar toen hij probeerde de familie Castro te bedonderen ging hij voor twaalf jaar naar de gevangenis.

Hoedt u voor financiële analisten en adviseurs. De kans dat ze het mis hebben is ongeveer fifty-fifty. Duiders en analytici van de economische wereld suggereren weliswaar dat ze de financiële toekomst kunnen voorspellen, maar wat ze doen is niets anders dan koffiedik kijken.
Onlangs poneerde een onafhankelijk statisticus, die langdurig onderzoek had gedaan naar de prognoses van investeringsbanken op Wall Street dat het moeilijk was analisten in onbetrouwbaarheid te overtreffen: ‘It is not easy to be as bad as they are.’ Je kunt net zo goed, of eigenlijk beter nog, een muntje opwerpen en dan kruis of munt laten beslissen. In ieder geval werkt dat niet slechter, vermoedelijk zelfs beter. Een enkeling van die financiële wijsneuzen kan het wel eens bij het rechte eind hebben, maar als beroepsgroep gaan ze zo vaak de mist in dat je maar beter hun advies terzijde kunt leggen.

Bernard Cornfeld, de oprichter van Investors Overseas Services (IOS) kreeg jarenlang niets dan lof. Cornfeld leidde een mutual fund hoewel hij bar weinig benul had van economie en financiën. Zijn bedrijf, waarin miljarden omgingen, was gebouwd op een aansprekend verkoopverhaal, charme en heel veel charisma. Niet op kennis. Het fundament van zijn imperium wat gebouwd op drijfzand.
Pas toen het misging met IOS verstomde het gejubel van analisten en economen. Nooit hadden ze iets in de gaten gehad. De beroepsgroep heeft trouwens vrijwel altijd de neiging té mooie voorspellingen te doen. Daar verdienen ze aan; optimisme loont. Hoeveel voorspellingen voor het financiële rampjaar 2007 waren niet ongekend vrolijk?

Energiereus ENRON Corporation was in zijn (ogenschijnlijke) bloeiperiode de lieveling van Wall Street. Zes jaar op een rij – tot het jaar dat het bedrijf door zijn eigen malversaties bezweek – noemde het befaamde Fortune Magazine  ENRON ‘het meest innovatieve bedrijf van Amerika’. Op één onderdeel ging Enron inderdaad aan kop, het kon bogen op het grootste faillissement uit de Amerikaanse geschiedenis. Aandeelhouders verloren in totaal 74 miljard dollar. Dat was in december 2001. Recordhouder in ENRON intussen allang niet meer.

Dit alles werpt de vraag op wat accountants, toezichthouders, sectorwaakhonden, regelgevers en ratingbedrijven als Moody’s en Standard & Poor’s eigenlijk uitvoeren. In veel van de elf gevallen in Zwendel tekenden de accountants zonder blikken of blozen de jaarrekeningen. Soms uit angst dat hun advieswerk voor dat bedrijf anders gevaar zou lopen. Toezichthouders grepen vaak niet in, ook niet na herhaalde waarschuwingen van klokkenluiders. Incompetentie? Best mogelijk. Wie veel geld wil verdienen gaat het bedrijfsleven in waar de beloningen en bonussen vele malen hoger zijn dan bij de toezichthoudende instanties.
En dan de kredietwaardigheidsverklaringen. De drie grootste kredietbeoordelaars van Amerika Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch Rating, gaven de  bankgigant Lehman Brothers tot aan de dag voorafgaande aan haar faillissment hoge ratings. Bij ENRON was het niet anders.

Frauderen loont. De straffen zijn meestal laag, áls er al gestraft wordt. Soms mag er niet ingegrepen worden op bevel uit de hoogste regeringskringen. Vaak zijn de lijntjes tussen banken, bedrijven en de regering erg kort. Het komt voor dat een bank of bedrijf een illegale operatie voor de overheid uitvoert. In Zwendel geef ik daarvan een aantal voorbeelden. Ingrijpen wordt erg lastig wanneer de kans bestaat dat regeringsbetrokkenheid aan het licht komt. Een schandaal is gauw geboren en dan rollen er koppen. Dan liever de doofpot.

Lees en huiver.