Berichten

Ard van der Steur, minister van Veiligheid en Justitie, slaat kolder uit in zijn antwoord op vragen van Verhoeven (D66) en Van Dam (PvdA) over majesteitsschennis. Het gaat uiteraard om de ‘fuck de koning’ kwestie. Nadat eerst het OM zich liet ringeloren door de publieke opinie en als een haas de zaak tegen de anti-zwarte-pieten-activist seponeerde, was het de beurt aan de VVD-minister om een modderfiguur te slaan.

D66 en de PvdA willen wel af van dat archaïsche wetsartikel uit de voorvorige eeuw (1866) en vroegen de minister wat hij daar van vond. Deze week liet Van der Steur weten:  ‘Blijkens de wetsgeschiedenis kan een belediging van de Koning en diens echtgenoot een zodanig ernstig karakter hebben dat men een separaat wetsartikel gerechtvaardigd vond. Ik zie geen reden om tot een andere afweging te komen (…)’.

De minister weet evident niet waarover hij het heeft. Hij komt met kletskoek dat de wetsgeschiedenis heeft uitgewezen dat we niet zonder artikel 111 uit het Wetboek van Strafrecht kunnen (‘opzettelijke belediging van de koning’). Uiteraard zonder ook maar één concreet voorbeeld te noemen. Dat is ook logisch want die voorbeelden zijn er niet. Dat is nu exact wat de wetsgeschiedenis ondubbelzinnig aantoont.

In 1829 en 1830 kwam koning Willem I met twee persbreidelwetten die bedoeld waren om kritiek op zijn wanbeleid – het tartte werkelijk alle beschrijvingen – de kop in te drukken. Zo omzeilde hij via een omweg de Grondwet die de vrijheid van drukpers garandeerde.

In 1866 werd het nieuwe Wetboek van Strafrecht van kracht. De koning – we zijn inmiddels aangeland bij Willem III (bijnaam ‘Gorilla’) – had er met een speciale wet voor gezorgd dat kritiek op hem en zijn beleid strafbaar kon worden gesteld. Alleen was het woord ‘kritiek’ vervangen door ‘hoon’, ‘smaad’ en ‘laster’.

Vanuit het standpunt van de koning gezien was het een verstandige wet. Hij kon gebruikt worden – en dat gebeurde ook – om kritiek op zijn beleid de kop in te drukken. Kritiek was er in overvloed en ze was volkomen terecht.

Aan de uitzichtloze armoede, honger, kindersterfte, huisvesting en schrijnende werkeloosheid werd te weinig gedaan. Vooral politiek links – dat in die tijd opkwam – oordeelde hard over het beleid van Willem en zijn ministers.

Als mens was Willem III een mislukking. Hij zoop, hoereerde, bedroog en schoffeerde wie hij maar kon, ook zijn ministers. Bovendien mocht hij als potloodventer graag zijn vorstelijk lid aan den volke tonen; weten we uit de dagboeken van zijn minister van Buitenlandse Zaken, Weitzel.

De zaak tegen Ferdinand Domela Nieuwenhuis is waarschijnlijk de bekendste majesteitsschenniszaak uit de wetsgeschiedenis waar Van der Steur zich op beroept. De socialistische voorman had gezegd dat de koning maar ‘weinig van zijn baantje had gemaakt’.
Voor die buitengewoon ware opmerking moest hij een jaar het cachot in. Hij vocht het vonnis tot aan de Hoge Raad toe aan, maar zonder succes. Extra schrijnend was dat niet Domela zelf, maar iemand anders, die woorden had geschreven. Hij werd echter verantwoordelijk gehouden omdat het stuk was verschenen in Recht voor allen waarvan hij hoofdredacteur was.

Het vonnis lokte een storm van kritiek uit die maar niet wilde luwen. Onrust was het gevolg en tweespalt dreigde. Domela kreeg na een half jaar gratie ter gelegenheid van de verjaardag van Wilhelmina, de latere koningin. Zo was een lastig probleem de wereld uit geholpen.

Op het einde van de negentiende eeuw ging vooral links, maar ook een enkele liberaal, tekeer tegen de monarchie. Socialisten waren volgens de koning en zijn ministers een gevaar voor Nederland en dus werden betogers die de sociale en maatschappelijke wantoestanden beu waren op grond van majesteitsschennis voor de rechter gesleurd.
De wet is herhaaldelijk misbruikt om de oppositie de mond te snoeren. Behalve socialisten werden ook dronkenlappen (en in onze tijd junks) en branieschoppers voor de rechter gesleurd omdat ze hadden gezegd dat de koning een klootzak of iets dergelijks was. Ze gingen voor maanden de cel in.

Als die mensen niet voor de rechter waren gebracht had de koning nooit geweten dat hij beledigd, belasterd of gehoond was. Steevast waren het overijverige dienders, officieren van justitie of oranjeverblinde burgers die aanklachten wegens majesteitsschennis indienden.
Het beleid – in justitiekringen heet dat het opportuniteitsbeginsel – getuigt van pure willekeur. Dat begon al met de ‘perswetten’ van 1829 en 1830, zette zich voort na de invoering van de wet op de majesteitsschennis in 1866 en is tot op de dag van vandaag niet veranderd.

In de tijd van provo regende het weer aanklachten. Ook toen werd de wet misbruikt om provo’s en aanverwante lieden achter de tralies te zetten.
Het stel dat in 1966 De Rookbom naar Beatrix en Claus in de huwelijkskoets gooide, kreeg straf wegens overtreding van de vuurwapenwet.
De hele wereld keek destijds mee en dan kun je zo’n stel niet veroordelen op grond van een achterlijke wet uit de negentiende eeuw. Ook dat vloeide voort uit het opportuniteitsbeginsel

Hans Teeuwen en Sander van de Pavert van Luckytv hadden beiden gemakkelijk – en wellicht met succes – door justitie kunnen worden vervolgd. Maar dat gebeurt niet, terwijl Teeuwen in zijn show met Beatrix  – zij het virtueel – anale seks bedreef en Van der Pavert het koningspaar op onnavolgbare wijze in de zeik heeft genomen.
Volgens de wet zouden beide heren in de boeien moeten worden geslagen.
Maar dat gebeurt niet omdat het teveel aandacht zou trekken en dan ziet het OM er liever bij voorbaat vanaf.
Net als bij die antizwartepietenman.

Anderzijds werd vijf  jaar geleden een man veroordeeld die tegen agenten had geroepen dat hij de koningin anaal wilde neuken. Nota bene tegen een paar agenten, terwijl Teeuwen zijn act voor een volle zaal opvoerde en nog steeds via YouTube te zien is.

Wat is dit voor beleid? Wat moeten we in vredesnaam met deze fucking wet? Laat Willy of Máx toch zelf een klacht indienen als ze zich beledigd voelen. In privacykwesties doen ze dat ook. Prins Claus won ooit een zaak tegen Privé.

Dus Van der Steur: trek die stomme brief in, excuseert u zich bij Verhoeven en Van Dam en steun voortaan alle initiatieven die de majesteitsschenniswet willen afschaffen. Willem-Alexander heeft zelf al laten weten dat het wat hem betreft bespreekbaar is.

Mocht u als minister meer informatie willen, dan ben ik graag bereid u mijn boek over de geschiedenis van majesteitsschennis toe te sturen. Het komt dit najaar uit.