Berichten

 

Met een brisant voorwoord van de auteurs.

Op 5 mei 1945 begint een roerige periode in de Nederlandse geschiedenis, die wat betreft politieke manipulatie ongeëvenaard is.

Premier Beel, collaborateur van der Waals, vastgoedondernemer Zwolsman, prins Bernhard, verzetsman King Kong, crimineel Riphagen en dubbelspion Leonie Brandt spelen een rol in een reeks geruchtmakende schandalen en politieke affaires. Hoewel de landelijke pers uitgebreid onderzoek doet en zaken breed worden uitgemeten, blijft de ware toedracht schimmig.

Door een toeval raakt Willem Sanders in de naoorlogse poel van intriges, gekuip en gekonkel verzeild. Als chef van de Dienst Opsporing van het Bureau Nationale Veiligheid – voorloper van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (nu AIVD) – heeft Sanders zich maar kort kunnen handhaven. De wijze waarop hij abrupt het veld moest ruimen blijkt intrigerend.

Historici Aalders en Hilbrink schreven een boek vol smeuïge verhalen over corruptie, spionage en misdaad in het naoorlogse Nederland. Hun onderzoek naar ‘De affaire Sanders’ leest als een thriller. De werkelijkheid blijkt opnieuw spannender dan de beste fictie.

Beide auteurs schreven ieder een brisant voorwoord waarin ze vertellen hoe ze bij de publicatie van dit spraakmakende boek op allerlei manieren zijn tegengewerkt door het bestuur van het RIOD (nu NIOD), minister-president Wim Kok en natuurlijk prins Bernhard die door het dolle heen was over de bekendmaking van zijn lidmaatschap van de Duitse Nazi partij.

Prins Bernhard bleef tot aan zijn dood ontkennen. In oktober 2023 bevestigde de oud-directeur van het Koninklijk Huisarchief het bestaan van de originele NSDAP-lidmaatschapskaart in het archief van de prins. Een onomstotelijke bevestiging van het feit dat Bernhard een perfide leugenaar was.

 

Prins Bernhard was geen ‘schavuit’ maar gewoon een schurk; leugenachtig tot op het bot. Voor ons, republikeinen, is dat oude koek, maar de media raakten totaal overstuur van het oude nieuws over zijn NSDAP-lidmaatschap. De consequenties van dat gelieg over zijn naziverleden zouden wel eens ernstiger kunnen zijn dan de levenslange ontkenning een nazi te zijn geweest. Want waarom zou je een man die met de hand op de Bijbel liegt nog geloven?

Al in 1996 kwamen Coen Hilbrink en ik in de affaire-Sanders met niet minder dan vijfendertig documenten die het NSDAP- lidmaatschap van Bernhard onomstotelijk bewezen. Bernhard bleef dat feit tot zijn laatste snik ontkennen. Voor Oranjeklanten was dat voldoende. Voor het bestuur van het NIOD – waar ik toen werkte – ook, al moest het later bakzeil halen, zij het met de grootst mogelijke tegenzin.

Nu is zijn lidmaatschapskaart toch gevonden. Het ding had al die tijd in Bernhards archief gelegen. Plotseling stond alles wat Bernhard had beweerd op losse schroeven en dat is winst. Het bestuur van het Prins Bernhard Cultuurfonds (alleen al het verbinden van zijn naam met cultuur is een gotspe) vroeg zich af of de naam van het fonds ongewijzigd kon blijven. Heeft het bestuur dan al die jaren onder een steen geleefd? Inderdaad. Heel lang, maar dat is nu voorbij. Het Prins Bernhard Cultuurfonds is omgedoopt in Het Cultuurfonds.

Het CIDI vroeg zich af of er geen nader onderzoek moest worden gedaan naar de bewering dat Bernhard een miljoen gulden uit de Duitse Wiedergutmachung had losgepeuterd. Dat fonds was bedoeld voor joden die slachtoffer waren geworden van Bernhards voormalige partijgenoten, maar die de verschrikkingen van de Holocaust hadden overleefd. Een onderzoek is nergens voor nodig. Dat heb ik al gedaan. Het resultaat staat in de Republikein, nr. 2, 2008. Helaas leest niet iedereen dat blad, maar het nieuws stond ook uitgebreid in de kranten en haalde het NOS-journaal en ‘NOVA’, de voorloper van ‘Nieuwsuur’.  Ik had een geannoteerde versie beschikbaar gesteld, maar die is nooit door iemand opgevraagd. CIDI kom alsjeblieft – net als nog niet zo lang geleden het Bernhard Cultuurfonds – onder jullie steen vandaan en lees de versie met voetnoten.

Willem-Alexander beweerde onlangs, mede dankzij de publicatie van de lidmaatschapskaart, het familiearchief open te willen stellen tot 6 september 1948. De koning, zelf historicus, beweert transparante geschiedschrijving toe te juichen. Dat is mooi, maar ik ben bang dat het een loze belofte is. Het Koninklijk Huisarchief, volledig door de belastingbetaler gefinancierd, heeft de rechtsvorm van een stichting. Die valt niet onder de archiefwet en is daarom ook niet voor iedereen toegankelijk. Toegang kan alleen de voorzitter van de stichting – Willem-Alexander – verlenen. Toegang is een gunst, geen recht. Als hij zijn belofte gestand wil doen, zal het Koninklijk Huisarchief de status van Rijksarchief moeten krijgen. Dan valt het onder de archiefwet en de daarin vastgestelde normen voor toegang.

Als ik wil onderzoeken of Bernhard zich inderdaad met illegale wapenhandel in Indonesië heeft beziggehouden zou ik graag zijn papieren nalatenschap willen doorvlooien. In de overheidsarchieven is niets te vinden, zoals er vrijwel nooit iets is te vinden dat het koningshuis reputatieschade kan bezorgen.

Ik ga de koning binnenkort maar eens om toestemming vragen.

Dit artikel verscheen eerder in De Republikein, nummer 4, december 2023