Berichten

Hormonarchie

Democratisch gekozen staatshoofden mogen doorgaans een of twee ambtstermijnen aanblijven. Het minimaliseert de kans op machtsmisbruik, vriendjespolitiek, nepotisme en niet te vergeten afpersing. Vorstenhuizen daarentegen blijven decennialang aan de macht en leveren generatie na generatie het staatshoofd. Zijn zij dan afpersingsbestendig? We nemen als willekeurig voorbeeld het Huis van Oranje.

Dat ondervond koning Willem II wiens biseksualiteit en buitenechtelijke affaires bij enkele journalisten bekend waren. Die wilden dat best geheim houden, mits de koning met geld over de brug kwam. Willem heeft kapitalen uitgegeven om te voorkomen dat zijn biseksuele voorkeur en buiten-de-deur-geneuk publiekelijk bekend werden.
In 1819 – Willem was nog kroonprins – kreeg hij een anonieme brief met de mededeling dat er een pamflet klaarlag waarin zijn ‘schandelijke en onnatuurlijke lusten’ uitgebreid uit de doeken zouden worden gedaan. Als Willem publicatie wilde voorkomen, moest hij  63.000 gulden (ruim een half miljoen euro) zwijggeld betalen.

De afperser, Adam Boers, werd weliswaar in de kraag gevat, maar hem voor de rechter slepen was uitgesloten: dan zou het schandaal immers alsnog openbaar worden. De boef werd stilletjes op een boot naar Suriname gezet. De schuit leed onderweg schipbreuk maar Boers overleefde, vestigde zich in Parijs en begon vanuit Frankrijk aan een nieuw rondje afpersen. Zijn Belgische kompaan, die naar Batavia was verbannen, vertrouwde zijn kennis over Willems geheime seksleven toe aan luitenant Regnerus van Andringa de Kempenaer. De luitenant was nog niet terug in Nederland of hij zette de koning onder druk. Om een schandaal te voorkomen zag Willem zich gedwongen opnieuw de geldkraan open te draaien.

Prins Hendrik, de echtgenoot van koningin Wilhelmina, liet een schare buitenechtelijke kinderen na. Dankzij geknoei in bevolkingsregisters en vervalsing van geboortebewijzen bleef Hendrik buiten beeld, maar geheel onopgemerkt bleef het toch niet. Wilhelmina huurde François van ’t Sant in, hoofdcommissaris van de Haagse politie, om de seksuele uitspattingen van haar echtgenoot te verdoezelen en, indien noodzakelijk, financiële regelingen te treffen.  Van ’t Sant probeerde steevast – vaak tegen al eerder gemaakt afspraken in –  de kosten voor alimentatie en zwijgen te drukken. Zoals bekend hebben de Oranjes een bloedhekel aan betalen, maar de reputatie van de monarchie dreigde bezoedeld te raken en dat was voor Wilhelmina (haast) nog erger dan geld uitgeven.

Toen Pim werd geboren als liefdesbaby van prins Hendrik en Mien Abbo-Wenneker werd een andere oplossing bedacht. Mien, die gehuwd was en dus overspel had gepleegd, scheidde van haar man en hertrouwde met luitenant Jan Derk Lier. De luitenant erkende Hendriks bastaard als zijn zoon. De halfbroer van koningin Juliana ging voortaan door het leven als Pim Lier.
Mien kreeg een ton op haar spaarbankboekje gestort; daarnaast ontving het echtpaar duizend gulden per maand, wat Van ’t Sant tegen alle afspraken al snel weer terugschroefde tot de helft.
Hendriks hormoongestuurde gedrag was een doorn in het oog van minister-president Hendrik Colijn. Terecht was hij bang dat Hendriks gedrag zou uitlekken. Als ministerieel verantwoordelijke zou hij dan met de gebakken peren zitten, want een crisis rond het populaire koningshuis zou hem bij de volgende verkiezen electoraal kunnen schaden. Hendriks uitspattingen moesten daarom koste wat kost de doofpot in en daar voor altijd blijven.

Prins Bernhard heeft het aan Hendriks excessieve seksleven te danken dat hij wél een uitkering van staatswege kreeg. De gedachte was dat een eigen jaarinkomen Bernhard financieel onafhankelijk maken zou zodat hij – in tegenstelling tot Hendrik – met belastinggeld zijn maîtresses en hoeren kon betalen. Hendrik had nauwelijks een cent te makken gehad zodat Wilhelmina voor zijn buitenechtelijke pleziertjes opdraaide. Naar goed Oranjegebruik kwamen die financiële lasten voortaan op de schouders van de belastingbetaler te rusten. Maar de oversekste en corrupte Bernhard vierde het leven buiten het echtelijke bed zo uitbundig dat hij steekpenningen moest aannemen om zijn alimentatie- en zwijgkosten te kunnen betalen.
Bernhard kon moeilijk anders. Het onderhouden van zijn buitenechtelijke kinderen en maîtresses kostte veel meer geld dan zijn jaarwedde van een ton hem opleverde. Daarnaast was hij slachtoffer van afpersers die weet hadden van zijn seksleven en omkoopbaarheid.

Afpersing kan, behalve de koninklijke privésfeer en de reputatie van het koningshuis, óók het landsbestuur schaden. Buitenlandse inlichtingendiensten, waaronder de Britse, Amerikaanse, Franse (en vermoedelijk ook Russische), volgden Bernhards activiteiten op de voet. Kennis van Bernhards wangedrag hield het gevaar in dat de politiek van de Nederlandse regering door vreemde naties kon worden beïnvloed. Het kabinet-Drees, maar ook koningin Juliana, hebben zich om die reden grote zorgen gemaakt over het gedrag van prins Bernhard.
Kranten spelen in de wereld van afpersing en corruptie een belangrijke rol. Zij kunnen immers affaires, die geheim moeten blijven, aan de grote klok hangen. Chanteurs kunnen zo hun slachtoffers gemakkelijk onder druk zetten. Wie niet betaalt wordt aan de schandpaal genageld.

De regering besefte dat vreemde inlichtingendiensten dynamiet in handen hadden. Er waren signalen dat de prins betrokken was bij illegale wapenhandel. Ook zou hij contacten onderhouden met louche banken en schimmige bedrijven. Bovendien bemoeide hij zich achter de schermen met Indonesië dat druk bezig was zich van het ‘moederland’ af te scheiden. Ook onderhield hij nauwe contacten met het bedrijfsleven dat de kolonie voor Nederland wilde behouden. Die inmenging mocht nooit naar buiten komen. De situatie was nu dubbel penibel: behalve dat de naam van het koningshuis bezoedeld dreigde te raken, was de kans ook levensgroot dat Bernhard met zijn ondoordachte gedrag het beleid van de Nederlandse regering zou doorkruisen.

Erfopvolging is een goudmijn voor afpersers. Een gekozen staatshoofd heeft maar relatief kort tijd zich chantabel te maken. Als hij aftreedt, kunnen onthullingen over zijn leven weinig kwaad meer. In een systeem van erfopvolging ligt dat precies andersom. Er zijn veel redenen om de monarchie af te schaffen. De mogelijkheid van afpersing is er eentje van.

Dit artikel verscheen eerder in Propria Cures, 15 juni 2019

Cees Fasseur, de man die – zoals hij zelf in de Volkskrant beweerde – zijn critici het liefst in elkaar zou slaan als hij wat groter was uitgevallen en karatekampioen zou zijn (vandaar zijn bijnaam Karate Cees), heeft een zeldzame vorm van majesteitsschennis gepleegd in het eerste deel van zijn biografie over koningin Wilhelmina. Fasseurs belediging van H.M. komt weliswaar voort uit zijn onversneden liefde voor het Huis van Oranje in het algemeen, en voor H.K.H Wilhelmina in het bijzonder, maar ze is daarom niet minder schokkend. Fasseurs belediging drong pas in al zijn gruwelijkheid tot mij door toen ik werkte aan mijn boek ‘Weg met de koning!’ over twee eeuwen majesteitsschennis.

Koningin Wilhelmina en haar echtgenoot prins Hendrik waren dolgelukkig met hun dochtertje, kroonprinses Juliana (1909). Tussen de beide echtelieden onderling boterde het echter niet zo. Prins Hendrik had weinig te doen en zijn vrouw behoorde niet tot het type vrouw dat je doorgaans als warm, meelevend en invoelend beschrijft. Hendriks huwelijksmoraal was door deze situatie – en door nog wat andere omstandigheden – niet wat je noemt honderd procent. Maar ach, dat is niet ongebruikelijk in huwelijken die om politieke redenen worden gesloten. Hendriks voornaamste taak, het verwekken van een troonopvolger, had hij in ieder geval naar behoren volbracht.

De Amerikaanse oud-president Theodore Roosevelt zijn die onderlinge spanningen tussen beide echtelieden niet ontgaan. Na zijn aftreden in 1909 maakte hij een wereldreis, waarbij hij ook Nederland aandeed. Ten slotte lagen de roots van zijn familie in Zeeland. In april 1910 bracht Roosevelt een bezoek aan het Nederlandse koningspaar. Voor de oud-president was de visite een enorme desillusie.

Roosevelt was geen man die opkeek tegen een koningin, en dwepen met iemand als er niets te dwepen viel, was al helemaal niet zijn stijl. De oud-president had zich Wilhelmina voorgesteld als een ‘heel aardige en aantrekkelijke kleine vrouw’, maar de werkelijkheid was een extreme teleurstelling. Roosevelt vond zijn gastvrouw niet alleen ‘excessief onaantrekkelijk en alledaags’, maar ook ‘zelfingenomen en slecht gehumeurd’.

Wilhelmina was in Roosevelts ogen een ‘kleinburgerlijk vrouwtje’ dat buitengewoon onder de indruk was van zichzelf, van haar waardigheid en van haar positie. En dan de pretentieuze houding van het staatshoofd. Daarmee maakte ze zichzelf gewoon belachelijk. Maar zoals ze haar man bejegende, ging volgens Roosvelt echt alle perken te buiten. De arme Hendrik leidde een vreselijk leven omdat Wilhelmina haar ‘vette, zware, slome’ echtgenoot met ijzeren vuist regeerde.

Kunnen we Roosevelt hier majesteitsschennis in de schoenen schuiven? In de ogen van zijn tijdgenoten zeker. Zoiets kon je niet ongestraft over de koningin zeggen, ook al gedroeg ze zich lomp en eigengereid. Maar natuurlijk zou niemand het in zijn hoofd halen om de oud-president van de Verenigde Staten aan te klagen wegens belediging van het Nederlandse staatshoofd. Bovendien had Roosevelt zijn bevindingen neergelegd in een brief die Wilhelmina toch nooit onder ogen zou komen. We hebben aan Cees Fasseur te danken dat de beschouwing van Roosevelt in de openbaarheid is gekomen: zie Wilhelmina. De jonge koningin, (1998), pp. 320-323).

In zijn ijver om zijn idool – want dat is Wilhelmina voor hem – in bescherming te nemen, gaat Fasseur geen zee te hoog.
Allereerst dicht de hofbiograaf Roosevelt een vorm van rancune toe: hij zou niet zijn onthaald zoals hij had verwacht. Hoe Fasseur aan die kennis komt, blijft in nevelen gehuld. Een bron geeft hij niet.

Vervolgens probeert hij de houding van Wilhelmina te duiden. Hij schildert haar als een zelfverzekerde koningin die meer geïnteresseerd was in de aanstaande verjaardag van haar dochter dan in Roosevelt of Amerika. ‘Nederland was haar horizon’ is de verklaring die Fasseur geeft voor haar gedrag. Bovendien: ‘in de internationale politiek stelde ze alleen belang voor zover daarbij Nederlandse belangen betrokken waren. De Verenigde Staten lagen wel heel ver weg.’
Daar kwam nog bij, zo benadrukt Fasseur, dat Roosevelts streven de wereldvrede te bevorderen haar totaal onverschillig liet want ‘daar geloofde zij niet in’.

In zijn ijver Wilhelmina de hand boven het hoofd te houden en haar gedrag goed te praten, schildert Fasseur de koningin af als een beperkte, bekrompen, benepen en wereldvreemde vrouw. Haar horizon reikte niet verder dan de Noordzeekust en de verjaardag van haar dochtertje was de topprioriteit:  die ging boven alle staatszaken.
Er zijn mensen voor minder naar de gevangenis gestuurd dan de uitspraken waarmee Fasseur het aanzien van de majeteit bezoedeld.

De socialist Fredinand Domela Nieuwenhuis kreeg in 1886 een jaar gevangenisstraf omdat hij (overigens terecht) had gezegd dat koning Willem III ‘niet veel van zijn baantje had gemaakt’. In de ogen van de rechter was dat  ‘boosaardig en openbaar smaden, honen en lasteren van de persoon des konings’.

Vergelijk Domela’s uitspraak nu eens met wat Fasseur over Wilhelmina heeft gezegd.