Berichten

Sytze van der Zee zorgde met zijn biografie over François van `t Sant voor enige reuring. ‘Soldaat van Oranje’ Erik Hazelhoff Roelfzema was van plan geweest een staatsgreep te plegen. Bij de presentatie van het boek sprak hofleverancier Cees Fasseur (‘Karate Cees‘) de aanwezigen toe. Met humor uiteraard. Maar zijn speech was gelardeerd met dubbele bodems, steken onder water en verwijten aan zijn critici. Waarin een kleine man groot kan zijn.

De couppoging die Van der Zee in Harer Majesteits loyaalste onderdaan onthult, had plaats moeten vinden op 24 april 1947. Aanleiding was het Akkoord van Linggadjati waarin de onafhankelijkheid  van Indonesië werd geregeld. Het Akkoord viel slecht in rechtse kringen die van onafhankelijkheid niets wilden weten. Een aantal politici en oud-verzetsleden vatte daarom het plan op de regering omver te werpen. Pieter Sjoerds Gerbrandy, voormalig premier van de Nederlandse regering in ballingschap in Londen, zat ook in het complot.

Fasseur publiceerde vorige jaar een biografie over Gerbrandy. De staatsgreep kwam bij Fasseur niet aan de orde, dus dat was pijnlijk. Maar Fasseur redde er zich moeiteloos uit. Als ik hem goed heb begrepen, is alles wat er sindsdien over Gerbrandy (en uiteraard het koningshuis) is geschreven niet meer dan een voetnoot bij wat hij zelf heeft gepubliceerd. En dat zal altijd zo blijven. Het zijn niet meer dan aanvullinkjes waarvan je je ook nog kunt afvragen of ze wel iets toevoegen. Eigenlijk niet, begreep ik, maar aan de andere kant konden ze ook geen kwaad.

Een kleinzoon van Van ’t Sant, die het ooit had gewaagd Fasseur inzage te weigeren in de weinig overgebleven papieren van zijn grootvader  – hij was op de presentatie aanwezig – kreeg voor zijn streek de rekening gepresenteerd, al zullen de meeste aanwezigen Fasseurs steek onder water niet hebben begrepen.
Wat stak was dat Van der Zee die papieren wel had mogen inzien.

Hazelhoff Roelfzema is een van de meest overschatte mensen uit het verzet. Een rechtse houwdegen die het immens met zichzelf had getroffen. De ‘Soldaat van Oranje’ probeerde in 1942 met steun van koningin Wilhelmina contacten te leggen met het rechtse verzet in Nederland. Aan het linkse verzet, dat over het algemeen aanmerkelijk actiever was dan zijn rechtse tegenhanger, had Wilhelmina geen boodschap en Hazelhoff al evenmin.

Wilhelmina wilde het verzet centraliseren. Van ‘Sant, Hazelhoff en prins Bernhard vonden dat een geweldig plan. De Duitsers zullen het daar hartgrondig mee eens zijn geweest want een gecentraliseerde ondergrondse is immers een stuk gemakkelijker te arresteren en te executeren dan allerlei versnipperde kleine groeperingen.
Het gedoe van Hazelhoff (Contact Holland) stond dus primair in het teken van de terugkeer van Wilhelmina. Ze had plannen om Nederland na de oorlog als een verlicht despoot te gaan regeren. De macht van de volksvertegenwoordiging wilde ze tot een minimum beperken. De contactpogingen uit 1942 van Hazelhoff zijn door geklungel op niets uitgedraaid.

Na de oorlog vertoefde Hazelhoff regelmatig in het toenmalige Nederlands Indië. Hij geloofde heilig in het toenmalige gezegde: ‘Indië verloren, rampspoed geboren’. Prins Bernhard trouwens ook. Samen met prominenten uit het Nederlandse bedrijfsleven heeft hij zich krachtig tegen de onafhankelijkheid verzet. De prins had zelfs al een hoofdkwartier in Batavia voor zich laten inrichten maar Wilhelmina – met wie hij het na de oorlog slecht kon vinden – verbood hem te gaan.

De biografie over prins Bernhard van Alden Hatch (die alles braaf noteerde wat Bernhard hem dicteerde) vermeldt ook een staatsgreeppoging. Niet duidelijk is of het dezelfde is als die Van der Zee noemt.Een datum ontbreekt en namen worden niet genoemd, maar helder is wel dat het gaat over leden van het voormalige rechtse verzet, de zogenaamde Ordedienst (OD).
De OD wilde pas in actie komen na de bevrijding van Nederland. Doel was om de terugkeer van koningin Wilhelmina zo soepel mogelijk te laten verlopen.
Van actief verzet tijdens de oorlog kan de OD niet worden verdacht. Hatch beschrijft de coupplegers als lieden waarmee prins Bernhard niets te maken wilde hebben. Naar eigen zeggen had de prins het verzoek van rechtse groeperingen om de macht in Nederland over te nemen consequent afgehouden.

Hatch schrijft dat de heren die Bernhard een bezoek brachten het spuugzat waren. De manier waarop de politiek zich ontwikkelde beviel hun allerminst. Ze wilden een nieuw, sterk bewind dat het land weer op de been kon brengen. Een wens die overeen kwam met Wilhelmina’s licht despotische manier van denken over het landsbestuur. ‘Vernieuwing’ noemde ze dat.

Bernhards bezoekers vond de zittende regering dus maar een stel slapjanussen. Dat was niet waarvoor ze beweerden te hebben gevochten. Alleen Bernhard kon in die situatie verandering brengen. Hij was immers de populairste man van Nederland. Er stond 200.000 man tot zijn beschikking die bereid waren te doen wat hij beval. Ze waren afkomstig uit de voormalige Binnenlandse Strijdkrachten (BS) waarover Bernhard het bevel had gevoerd. Het grootste deel van de BS bestond uit avonturiers en gelukzoekers. Echte verzetsmensen zaten er nauwelijks tussen.
De delegatie wilde de koningin voorstellen om haar, samen met Bernhard, de macht te geven om ‘ons land langs nieuwe wegen op te bouwen tot een land waarin onze idealen worden verwezenlijkt.’ Ze wilden de koningin echter niet benaderen zonder Bernhards toestemming.

Bernhard had toen – weer naar eigen zeggen – met ‘enkele snelle en scherpe woorden’ dat idee voorgoed de kop ingedrukt. Nederland was geen Balkanland, evenmin als de Oranjes despoten waren. Van een dictatuur wilde hij niets weten. Basta.

De prins besloot zijn korte donderspeech met de woorden ‘En nu: Leve de Koningin! Leve ons vaderland!’ Hoewel teleurgesteld toonden de mannen zich voor rede vatbaar: ‘Ze juichten hem toe en vertrokken volkomen ontnuchterd.’
Of Hazelhoff een van hen was, is niet bekend.