Berichten

Griekenland

Het koningspaar ging weer eens op staatsbezoek. Ditmaal naar Griekenland waar ze sowieso al enkele maanden per jaar verblijven in hun vakantievilla.  Staatsbezoeken zijn uitputtend, lezen we regelmatig, en dat is ook zo. Ze luisteren naar speechen en ze geven zelf ook voordrachten. Er worden kransen gelegd en er wordt eindeloos gegeten, geborreld en getoast. Maar wat is eigenlijk het nut van zo’n reis en wat levert het op?

Een staatsbezoek is er volgens de RVD om de goede relatie met een ander land te bevestigen en te verdiepen. Maar waarom zou je eigenlijk gaan als de relatie, in dit geval Griekenland, al goed is? En hoe verdiep je een relatie? Kennelijk door inhoudsloze speeches af te steken die bol staan van de platitudes en door een tekstschrijver geschreven zijn, want Willem-Alexander doet dat nooit zelf. Voor zijn toespraken heeft hij Jan Snoek. Willem-Alexander leest alleen maar voor. Meestal gaat dat niet vloeiend  want ons staatshoofd verstaat de kunst van het speechen niet.

Een staatsbezoek valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid, wat inhoudt dat de minister van Buitenlandse Zaken meereist, hetgeen onvermijdelijk impliceert dat hij een aantal dagen van zijn eigenlijke werk wordt afgehouden. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en die van Volksgezondheid, Welzijn en Sport reisden ook mee en ook zij kwamen niet aan hun dagelijkse bezigheden toe. De veelgeroemde handelsmissie schitterde ditmaal door afwezigheid. Logisch,  want het kost meer dan het oplevert.

Er stond ook een gesprek met de Griekse ombudsman op het programma. Jammer, want die had zijn tijd veel beter aan nuttig ombudswerk kunnen besteden. Vervolgens kreeg de Akropolis  een bezoek van de Koninklijke Hoogheden te verduren. Dat zal vanwege de veiligheidsmaatregelen niet in goede aarde bij de overige bezoekers zijn gevallen. Trouwens ook niet bij de kleine middenstanders die van toeristen moeten leven, want die waren er vanwege de security niet. Exact daarom hebben winkels rondom het Paleis op de Dam de pest aan officiële gelegenheden waarbij de koning betrokken is. Klanten blijven weg.

Het nut van een bezoek aan een tentoonstelling van World Press Photo over vrouwenrechten was ook raadselachtig, maar misschien wilde Máxima zich graag als voorvechter van vrouwenrechten profileren. Het paar bezocht voorts een kliniek waar kinderen met kanker worden verpleegd. Erg meelevend natuurlijk en helemaal niets mis mee, maar waarom? Heel eenvoudig, er is in Utrecht een speciaal ziekenhuis voor kinderen met kanker naar Máxima vernoemd.

Schrijnend was dat hun bezoek aan een vluchtelingenkamp op Lesbos – het echtpaar is sinds kort officieel zeer begaan met het lot van vluchtelingen – uit het programma was geschrapt. Het is echt niet leuk die oeverloze ellende in zo’n kamp te moeten aanschouwen. Dus werd er gekozen voor een alternatief. In Athene is een opvangcentrum voor gevluchte kinderen. Het is er minder ellendig dan op Lesbos en kinderen kunnen er muziekles krijgen.

Kinderen speelden en zongen voor Willem-Alexander en Máxima die al spoedig het obligate traantje wegpinkte. Na afloop klampte een meisje zich wanhopig aan Máxima vast. Ze wilde graag een gesprek om over haar ellendige, uitzichtloze leven in het centrum te vertellen. Vermoedelijk in de hoop dat het dankzij de pers iets zou uithalen.

Máxima leek nu écht aangedaan en keek vragend naar haar echtgenoot. Helaas. Willem-Alexander maakte duidelijk dat daar echt geen tijd voor was. Wellicht bang dat de bitterballen bij de volgende ontvangst koud zouden worden.

Op de laatste dag van het staatsbezoek (in Thessaloniki) deden ze, gezellig op de fiets, een toeristische attractie aan. En natuurlijk was er het gebruikelijke persmoment waar journalisten onzinnige, voorgekookte en door de RVD goedgekeurde vragen kunnen stellen waarop ze voorgekookte, nietszeggende, door de RVD bedachte, antwoorden kregen.

Het enige moment waarop hun bezoek mogelijk enig nut had kunnen hebben, in het opvangcentrum, lieten ze onbenut.

Máxima adorerende royalty bladen konden hun geluk niet op. Wat was het toch weer leuk en wat zag ze er weer gewéldig uit.

De Staat de lasten, de Oranjes de lusten

De jonge koningin Wilhelmina ontpopte zich als een groot liefhebber van het Veluwse natuurschoon. Haar landgoed Kroondomein Het Loo lag haar na aan het hart. In het eerste decennium van de twintigste eeuw kocht ze veel grond aan zodat haar landgoed fors in omvang toenam. Haar man, prins Hendrik, was dol op jagen, wat hij naar hartenlust op het Kroondomein kon doen. Wilhelmina hield niet van de jacht. Ze prefereerde rust en stilte.

Of het uit liefde voor de natuur was of uit eigenbelang valt niet meer na te gaan, maar Wilhelmina was een hardnekkig tegenstander van de aanleg van grote, doorgaande wegen in haar omgeving. Al even stug was haar verzet tegen de komst van een opvangkamp voor joodse vluchtelingen uit Duitsland, die de wijk hadden genomen voor het Hitlerregime.

Vluchteling zijn is natuurlijk heel erg, maar ze en masse in de buurt van je paleis hebben rondlopen, is ook geen pretje. Dus verrees het kamp, onder druk van Wilhelmina, veilig ver weg van Apeldoorn bij het Drentse Westerbork.

Het liefst zou Wilhelmina haar grondbezit op de Veluwe hebben veranderd in een groot natuurreservaat. Ze vond het jammer als het gebied versnipperd zou raken over erfgenamen van komende generaties. Omdat het juridisch lastig was haar landerijen als één aaneengesloten geheel te laten voortbestaan, besloot ze tegen het eind van haar leven haar bezit aan de staat te ‘schenken’. Alleen het exploitatierecht bleef, net als bij het oorspronkelijke domein het geval was geweest, bij haar en haar erven. Zo voorkwam ze niet alleen versnippering, maar zorgde ze er ook voor dat het geheel als bijzonder kroondomein werd overgedragen ‘aan de opvolgende kroondragende leden van de dynastie.’ En ze bespaarde heel veel geld.

Het ANP berichtte destijds dat als gevolg van de schenking ‘een complex landerijen van ruim 6730 hectare met ongeveer 75 boerderijen, woningen en andere gebouwen één geheel blijft. Het gevaar van versnippering is door het besluit van de prinses uitgesloten. De minister van financiën heeft bij de Tweede Kamer een wetsontwerp aanhangig gemaakt tot het treffen van de wettelijke voorzieningen die door de schenking nodig zijn geworden.’

De regering had het geschenk – zoals het hoort – met ‘eerbiedige dankbaarheid’ aanvaard. Maar de ‘Hoge Schenkster’, zoals de gulle gever vol ontzag werd genoemd, had wel zo haar voorwaarden gesteld. Zij en haar erfgenamen bleven over alle inkomsten van het domein beschikken, inclusief het genot van de jacht. Bovendien had de staat zich bij de aanvaarding verplicht om, mocht de monarchie ophouden te bestaan, het geheel aan Wilhelmina’s dan levende erfgenamen over te dragen, dan wel de waarde van het Kroondomein te vergoeden, uiteraard vermeerderd met de wettelijke rente. Het was een handige én uitermate voordelige zet van de oude koningin. De staat de lasten, zij de lusten

Wat er tegenover stond, is minder gemakkelijk aan te geven. De financiële verhouding tussen het koninklijk huis en de staat is al ruim tweehonderd jaar een hoogst delicate kwestie. Het was (en is) een onderwerp dat ministers maar het liefste mijden. Als het al eens ter sprake kwam, was dat noodgedwongen vanwege bepaalde wetgeving en dan gebeurde dat nog met ‘eerbied en schroomvalligheid’.
In 1849 weigerde de regering de Kamer zelfs mededelingen te doen over de inkomsten uit de kroondomeinen, omdat de waardigheid van het koningschap eronder zou lijden. Ruim een halve eeuw later was er op dat punt nog niets noemenswaardigs veranderd.
Een Tweede Kamerlid dat zich aan het onderwerp ‘Oranje en geld’ waagde, laadde al gauw de verdenking op zich geen eerbied te hebben voor ‘hooge personen’. Nog steeds is het onderwerp min of meer taboe, al willen sommige media tegenwoordig met behulp van de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) wel eens een onderzoek opstarten naar een of andere kwestie rondom de Oranjes. Vrijwel altijd gaat die over geld.

Formeel draagt het Huis van Oranje de kosten en lasten die op het domein drukken, maar in de praktijk is dat allerminst het geval. Het domein wordt beheerd door een rentmeester. Hij wordt benoemd en ontslagen door de regerende Oranje en bijgestaan door een Raad van Beheer die eveneens door de kroondrager wordt benoemd en ontslagen. De rentmeester is verantwoordelijk voor het beheer en de exploitatie van het eigenlijke kroondomein. Hij gaat over het beheer van de bossen, zorgt voor het onderhoud van de opstallen en het innen van huren en pachten.
Dat kan hij natuurlijk niet in zijn eentje, wat de vraag oproept of de kosten van het benodigde personeel voor de Oranjes niet uit de hand lopen. Dat valt reuze mee. Voor het aanvullend personeel toucheert het staatshoofd een vergoeding. Bovendien kan hij zich voorts beroepen op allerlei subsidieregelingen.

De overige beheerskosten van Wilhelmina’s ‘schenking’ kunnen op grond van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis bij de overheid worden gedeclareerd. Van die regeling maken de Oranjes met veel enthousiasme gebruik.
In de praktijk betaalt het Rijk geheel of grotendeels de kosten van flora- en faunabeheer en het onderhoud van de wegen. Hoewel de natuurliefhebber wel enigszins tegemoet moet worden gekomen, beslist de koning – als particulier vruchtgebruiker – over de openstelling van het Veluwse landgoed.

Onderdanen zijn welkom, maar het grootste deel van het kroondomein is tussen 15 september en 25 december gesloten. In die periode wil koning Willem-Alexander met zijn gasten er ongestoord kunnen jagen, net als in vroeger jaren prins Bernhard en prins Hendrik dat deden. De koning verdedigt zijn jachtgedrag met een doorzichtige smoes. De periode zou bedoeld zijn om het wild rust te gunnen. Voor het deel van het kroondomein dat wel het gehele jaar voor het publiek toegankelijk is, krijgt de koning een extra subsidie.

De Koninklijke Houtvesterij praktiseerde jarenlang een ‘natuurvolgend bosbeheer’ dat niet bij iedereen in goede aarde valt. Een in bossen gespecialiseerde bioloog vond het beheer van het Kroondomein ‘uiterst schadelijk’, omdat de oudste eiken worden omgehakt. Aldus sneeft zoetjesaan ons enig werkelijk oude bos met woudreuzen van soms wel 250 jaar oud. In de buurt van de Echoput zijn ze intussen allemaal al verdwenen.

Zou Wilhelmina zich in haar graf omdraaien als ze wist hoe delen van ‘haar’ bos worden gekapt? Haar kleindochter Beatrix, onder wie dat kappen plaats vond, scheen het allemaal niet te kunnen schelen. En waarom ook? Want mocht ooit de republiek uitbreken, dan wacht de Oranjes – dankzij enerzijds Wilhelmina’s meesterzet en anderzijds de generositeit en gedweeheid van de Nederlandse staat jegens de koninklijke familie – een mooie toekomst als grootgrondbezitter.
De Wet op het Kroondomein werd in 1959, enkele jaren voor Wilhelmina’s dood (1962), ingevoerd.