Berichten

Voor- en dankwoord.

Een lezer maakte me attent op een frappante overeenkomst in het voorwoord van Lucinda Riley’s roman De Liefdesbrief en het dankwoord in De toekomst van Oranje. De inhoud van beide boeken is uiteraard totaal verschillend maar wat hem de opmerking ‘laffe honden’ ontlokte had alles te maken met de slaafse houding die sommigen – treurig genoeg – etaleren wanneer het koningshuis ter sprake komt of in het geding zou zijn. In dit geval sloeg het op uitgevers.

Riley had het plan opgevat een boek te schrijven over een fictieve Britse koninklijke familie. Dat was in 1998 toen het met de populariteit van het (echte) koningshuis door de dood van prinses Diana matig was gesteld terwijl de koningin-moeder op het punt stond haar honderdste verjaardag te vieren. Een recensent had al opgemerkt dat Buckingham Palace niet blij zou zijn met het onderwerp van haar boek.

Dat bleek. Riley: ‘Voorafgaand aan de publicatie werden instore promotie, bestellingen en pr-evenementen zonder opgaaf van redenen afgezegd en Seeing Double, zoals de Engelse titel op dat moment luidde, zag amper het levenslicht. Vervolgens trok mijn uitgever het contract voor mijn volgende boek in. Ik klopte op meerdere deuren om een nieuw contract te bemachtigen, maar die werden allemaal voor mijn neus dichtgegooid.’

‘Laffe honden’ is wellicht een wat te zwaar aangezette term, maar laat wel een vorm van terughoudendheid zien die ik lange tijd niet voor mogelijk had gehouden. Door schade en schande wijs geworden schreef ik in mijn dankwoord:

‘Een dankwoord in een Oranje-kritisch werk kan soms ongewenste gevolgen hebben.

Ik heb meegemaakt dat een meelezer werd aangesproken op zijn medewerking aan een boek van mijn hand tijdens een bezoek aan een gerenommeerde Oranje-instelling. Zijn inspanning werd hem kwalijk genomen.

Ik heb ook meegemaakt dat mijn boek Weg met de koning! Twee eeuwen majesteitschennis in Nederland plotseling door de uitgever werd geweigerd. Een tweede uitgever bedacht zich eveneens op het allerlaatste moment. Hij had nóg een bedrijf en hij was bang dat die klanten hem de uitgave van mijn boek kwalijk zouden nemen. Vreemd. Ik bedreef zelf immers geen majesteitschennis maar beschreef slechts haar geschiedenis.

U hebt in dit boek over de perikelen rondom de oprichting van het Republikeins Genootschap gelezen. Na de onthulling van zijn bestaan reageerden enkele leden van het eerste uur op een wijze die van zo weinig moed getuigde dat ik door plaatsvervangende schaamte werd bevangen.

U herinnert zich uit dit boek ook dat de Duitse tv-zender ZDF (behalve schrijver dezes) niemand kon vinden voor een interview over Royale Skandale uit angst om zijn of haar carrière te schaden.

Met dat alles in het achterhoofd moet je mensen eigenlijk vooraf vragen of je ze eervol in je dankwoord mag vermelden. Het is een uitvloeisel van ons monarchale stelsel dat ik in dit boek niet verder heb uitgewerkt, maar dat wel veelzeggend is over de houding van velen jegens het vorstenhuis.’

Het ging bij Riley om een fictief koningshuis maar omdat ze weleens het werkelijke koningshuis zou kunnen bedoelen was dat kennelijk voldoende aanleiding om alle deuren voor haar neus dicht te gooien.

 

Persbericht.

 

Bernhard ontliep zijn straf in het Lockheed schandaal en gooide in een dronken bui Juliana in het zwembad.  Uit peilingen blijkt dat de populariteit van het koningshuis steeds meer afneemt. Gerard Aalders onderzoekt aan de hand van rationele argumenten of de monarchie nog toekomst heeft. Monarchisten zien het koningshuis als de verbindende factor die Nederland bijeen houdt en wij, burgers, zouden ons kunnen spiegelen aan hun normen en waarden. Aan de hand van voorbeelden concludeert Aalders dat voor die aannames geen basis is. De geschiedenis van de Oranjes was door de eeuwen heen een aaneenschakeling van schandalen. Aan wetten en normen hielden (en houden) ze zich niet.

Aalders beperkt zich niet tot de Oranjes maar analyseert ook buitenlandse koningshuizen en concludeert dat ook daar wangedrag, corruptie en zelfverrijking zeker niet ongewoon zijn.    

Als het koningshuis het verbindend element in de samenleving zou zijn hoe verklaar je dan dat koning Willem I er binnen 15 jaar in slaagde de helft van zijn koninkrijk (het huidige België) te verliezen? Tegelijkertijd voerde hij Nederland naar de rand van de financiële afgrond. Maar de Oranjes die Willem I opvolgden blonken evenmin uit als ‘Verbinders’ of als hoeders van normen en waarden.

Juliana kon ministers zulke rare verzoeken doen dat je je kunt afvragen of ze wel als koningin kon functioneren. Ze wilde bijvoorbeeld met wichelroedes naar olie laten zoeken. Juliana dreigde herhaaldelijk welbewust met aftreden om haar eigen zin door te drijven. Haar voorgangers (en opvolgers Beatrix en Willem-Alexander) deden dat trouwens ook  in de wetenschap dat een ‘koningscrisis’ een probaat middel is om de ministers in een houdgreep te nemen. Wetten worden bijgebogen om de Oranjes een plezier te doen en als dat niet toereikend is worden constructies verzonnen om het de koning naar de zin te maken. Om die reden zat de Nederlands-Argentijns piloot Julius Poch acht jaar lang onschuldig vast in een Argentijnse gevangenis.

En in hoeverre zijn de staatsbezoeken nuttig? Ze kosten handenvol geld. Voor de stelling dat ze onze handel jaarlijks miljarden euro’s opleveren is geen snipper bewijs. Het nut van hun vele werkbezoeken is al even discutabel. Ze dienen om de koning te informeren wat er in de maatschappij leeft, maar hij laat herhaaldelijk zien dat hij geen benul heeft hoe de samenleving functioneert. In de coronatijd werd dat pijnlijk duidelijk.

Uit peilingen blijkt dat de laatste jaren de populariteit van ons koningshuis gestaag afneemt. De populairste Oranjes waren import en hadden geen spatje Oranjebloed. De flamboyante Máxima scoort in de peilingen aanzienlijk hoger dan haar houterige echtgenoot Willem-Alexander.

Máxima kan de ontbinding wellicht vertragen maar niet stoppen.

De bezwaren tegen de monarchie treden steeds duidelijker aan het licht. Een peperdure poppenkast waarvan de kosten over zoveel mogelijk ministeries worden verdeeld om ze minder opvallend te maken. Het belang van het Oranjehuis staat steevast voorop en de leden voelen zich verheven boven de wet. Maar het grootste bezwaar is echter dat erfopvolging strijdig is met de beginselen van de democratie. Het hart van ons staatsbestel is een blinde vlek. We mogen niet weten hoe de koning functioneert en hij draagt geen verantwoordelijkheid voor wat hij doet. Als de koning een crisis veroorzaakt  moet de minister-president de verantwoording nemen.

De Nederlandse monarchie heeft veel overeenkomsten met andere Europese koninkrijken. Zo liet koningin Elisabeth in meer dan 1000 wetten ingrijpen om er zelf beter van te worden. Tegen koning Charles loopt een corruptieonderzoek. De Spaanse koning Juan Carlos liet zich met tientallen miljoen euro’s omkopen en lapte alle normen en waarden aan zijn laars. De woede onder het Spaanse volk was zo groot dat hij besloot naar Abu Dhabi te emigreren. Tegen hem loopt ook een corruptieonderzoek.

Gerard Aalders is historicus en schrijver. Gedurende zeventien jaar was hij onderzoeker bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) en publiceerde onder meer over de nazi-roof in Nederland. Hij schreef diverse boeken over de Bilderbergconferenties, economische oorlogvoering, inlichtingendiensten, kartels en majesteitsschennis. Zijn boeken Wilhelmina, fictie en werkelijkheid, Bernhard, alles was anders en Oranje Zwartboek (nu in de 12e druk!) werden bestsellers.

Technische gegevens De toekomst van Oranje:

Formaat:             15 x 23 cm, paperback

Omvang:             ca. 300 pagina’s

ISBN:                    97890 8975 0914

Prijs:                     € 24,99

Voor meer informatie of een recensie-exemplaar:

Odette Lafère

Odette.Lafere@medialaferes.nl

Tel +31(0)575563628 / Tmob +31(0)651273679

 

The Crown, een Netflixserie over de Britse koninklijke familie, trekt drommen kijkers. Soms is het lastig uit te maken wat werkelijkheid is of fictie. De mensen die de serie bevolken zijn echt.

Wie kent niet koningin Elisabeth, prins Philip, Lady Di of een type als Margaret Thatcher? Het verhaal dat Netflix ons voorschotelt is echter deels fictie en dus niet historisch verantwoord. Het is ‘factie’, de stijl waarvan ook thrillerauteur Tomas Ross zich bedient: de personen zijn echt maar de gebeurtenissen zijn deels ontsproten aan de fantasie van de schrijver.

Ik heb er geen moeite mee, maar de Britse minister van Cultuur zou het liefst ingrijpen en iedere aflevering van The Crown voorzien van een waarschuwing dat het verhaal historisch niet klopt. Jonge kijkers die Lady Di of mevrouw Thatcher niet zelf hebben meegemaakt, zouden daarmee gebaat zijn.

Zo’n waarschuwing heeft wel wat, tenminste als je haar breed toepast. Elke keer als een lid van ons koningshuis – of voor mijn part de hele koninklijke familie – in het nieuws komt, wordt het bericht voorzien van een waarderingsteken. Iets in de zin van ‘waar’, ‘twijfelachtig’ of ‘kolder’. De waardering laten we over aan de Dienst Beoordeling Koningshuis (DBK). Zo leert de doorsneeburger dat niet alles wat de royals doen groots, interessant of bijzonder is. Integendeel. Als ze wat doen – ook wanneer ze de boel belazeren – waarderen we dat met een opgestoken duim, een frons (halve waarheid) of een pinocchio-teken wat staat voor leugen of ‘kolder’. We zouden zelfs de afbeelding van de koning, Máxima of over wie het ook maar gaat, een lange neus kunnen meegeven.

Amalia is een lastig geval. Als ze na haar achttiende maandelijks 125.000 euro gaat incasseren, verdient dat afkeuring. Maar het klopt wel want de Tweede Kamer heeft het bedrag, hoe bizar ook, goedgekeurd. Voor zo’n situatie die je overigens vaak in een monarchie aantreft – wel waar, maar niettemin volslagen idioot – moeten we nog een symbool ontwikkelen. Misschien via een prijsvraag?

Ander geval: Máxima sprak met het bestuur van Koninklijke Horeca over de misère die corona in de branche aanricht. Máxima kan absoluut niets voor hen doen, maar dat doet er niet toe. Het bestuur was blij met haar bezorgde glimlach en haar luisterend oor. In feite is het natuurlijk volksverlakkerij. De media (de NOS voorop) berichten erover en suggereren dat mevrouw iets voor de bedrijfstak kan betekenen. Nee dus. Een frons lijkt hier op zijn plaats.

Wat doen we met al die werkbezoeken van het koninklijk paar? Of met hun dolenthousiast geklap, afgelopen voorjaar, voor de mensen in de zorg? Vooruit, een duim voor hun applaus. Wát een empathie. Maar hoe zit het met hun werkbezoeken, die van hun belangstelling blijk moeten geven en die tegelijkertijd benadrukken hoe fantastisch hun empathisch vermogen en hun betrokkenheid is?

Die bezoeken zijn overbodig. Erger nog: als de koning een overwerkte afdeling in een ziekenhuis bezoekt waarvan het personeel radeloos is vanwege de extreme werkdruk, wordt alles stilgelegd. De koning komt! Complete afdelingen worden gesloten, straten in de omgeving afgezet en het overwerkte personeel in rotten van vier opgesteld om Zijne Majesteit te verwelkomen. Dat verdient minstens drie koldertekens op een rij.

Toen de Familie in oktober met het regeringsvliegtuig gratis op vakantie naar Griekenland toog, onderstreepte het koningspaar daarmee zijn totale gebrek aan inlevingsvermogen. En passant sprak er ook uit dat werkbezoeken vooral voor de bühne zijn. Hun videoboodschap met excuses, na terugkomst, was zo deep fake dat de leugentekens niet aan te slepen waren. Bij nader inzien is dat tekensysteem misschien geen goed idee. We weten toch wel dat vrijwel alles wat ze doen nep is.

Deze column verscheen eerder in: De Republikein, nummer 1, maart 2021

NU IN DE BOEKWINKEL

 

“Schraapzucht Oranjes lijkt genetisch” (AD 13-1-2020)

Mijn boek over Wilhelmina verschijnt midden april bij JUSTpublishers.
Was koningin Wilhelmina een vorstin van mythische proporties

of een koningin van de mythe?

Wilhelmina
Mythe fictie en werkelijkheid
Veel media-aandacht
Terwijl haar koningschap nog steeds met talloze raadsels is omgeven
was Wilhelmina (1880 – 1962) als koningin razend populair. Voor haar
dood heeft ze veel documenten vernietigd die haar positieve imago
(waarvan ze zich zeer bewust was) konden aantasten.

 

Biografen roemen Wilhelmina’s standvastigheid, haar moed en
haar onverschrokkenheid. Met haar ferme toespraken in Londen
voor radio Oranje zou zij Nederland door de Tweede Wereldoorlog
hebben gesleept en zelfs onze bevrijding hebben bewerkstelligd.
Maar haar biografen zijn het er ook unaniem over eens dat Wilhelmina
allerminst democratisch of parlementair gezind was. Met haar ministers
lag ze vrijwel permanent in de clinch. Na haar zoveelste uitbarsting van
razernij vroegen ministers zich af ‘Is Hare Majesteit wel helemaal normaal?’
De vorstin was tijdens haar buien buitengewoon uit de hoogte, koppig en de
eigenwijsheid voorbij. Steevast worden daarvoor vergoelijkende redenen
aangedragen.

Haar biografen hebben uit diepe eerbied nooit de vragen gesteld die ze hadden
moeten stellen.
Wat blijft er van Wilhelmina over als we haar ontdoen van al de mythes en
imponerende daden waarmee biografen, geschiedschrijvers maar ook spindoctors
haar hebben omgeven?
Mijn onderzoek naar haar leven en werken leveren een totaal ander beeld op van de oude koningin.
Haar solide reputatie was gebouwd  op drijfzand.

 

 

Bhumibol, de grote Stabilisator

De koning van Thailand heeft zich bij zijn voorvaderen gevoegd. Heel Thailand is van de kook en huilt tranen met tuiten. Bhumibol kwam in 1946 op de troon en maakte een grote reeks staatsgrepen mee. Toch zorgde de koning, zo wil althans de legende, voor stabiliteit en eenheid in zijn land. Volgens monarchisten legitimeren alleen al die eigenschappen het koningschap. Het stalinistische Noord-Korea roemt president Kim Jong-un om precies dezelfde kwaliteiten. Ergens klopt er iets niet.

Wie nuchter naar de monarchie (en Nood-Korea) kijkt zal tot de conclusie moeten komen dat niet eenheid en stabiliteit, maar blinde, van staatswege opgelegde verering zowel de Thaise monarchie als dictator Kim Jong-un op de been houden. Wat betreft de dictator is iedereen het wel over eens dat de angst voor het regime de verklaring is voor zijn grote ‘populariteit’. Daarentegen wordt de Thaise fabel van de buitengewoon geliefde vorst in vrijwel alle media klakkeloos uitgedragen.
Natuurlijk, koning Bhumibol wordt in Thailand alom geprezen en als een godheid aanbeden. Het land is vergeven van de portretten van ‘onze geliefde koning’. Wie in Bangkok nietsvermoedend uit het vliegtuig stapt, ziet meteen dat de Thaise RVD de boel uitstekend onder controle heeft. Er hangen portretten in vrijwel iedere winkel en je struikelt over de billboards met ‘lang leve de Koning’.

Kritiek op de koning zul je nergens horen. Ten eerste mag het niet en ten tweede kan het je voor de rest van je leven naar de gevangenis sturen.
Wie majesteitsschennis pleegt kan tot vijftien jaar de bak indraaien. Per overtreding wel te verstaan, want wie Bhumibol in één kritisch stuk  – ik verzin maar wat – een slechte koning noemt, hem voor partijdig uitmaakt en bovendien twijfelt aan zijn intelligentie kan een straf tot 45 jaar tegemoet zien. Je wordt namelijk per overtreding veroordeeld en dat kan lekker doortikken.

In Noord-Korea wordt je in het ergste geval door een batterij luchtdoelgeschut aan flarden geschoten als je de partijleider beledigt. Maar de Koreanen verzinnen op hun tijd ook wel alternatieve, even gruwelijke straffen.

Kim Jong-un houdt nu eenmaal net zo min van kritiek als de koning van Thailand. (Hij houdt wél van volvette Hollandse kaas, wat hem is aan te zien).

Vanwege die barbaarse straffen durft geen mens nog kritiek te uiten. Het is levensgevaarlijk en je vergooit tegelijkertijd al je maatschappelijke kansen. Het gevolg is dat iedereen het tegenovergestelde doet: weeklagen, huilen en in het openbaar intens verdriet belijden. Maar je kunt er zeker van zijn dat er hectoliters krokodillentranen worden geplengd. De rouwtaferelen bij de dood van Kim Jong-il, de vader van de huidige machthebber, grensden in westerse ogen aan het hilarische omdat de hypocrisie er zo duimendik boven op lag. Maar geef die straatarme Noord-Koreanen eens ongelijk. Ze kunnen immers niet anders. Net zo min als de Thai.

Bij de dood van Bhumibol kondigde de militaire junta een rouwperiode af van dertig dagen. De televisiezenders zullen in die periode allemaal hetzelfde, door de regering voorgeschreven, programma uitzenden. De vlaggen gaan een maand halfstok en het publiek wordt ‘verzocht’ – lees: bevolen –  af te zien van feestelijkheden en plezier maken in het openbaar. Bruidsparen verschuiven om die reden hun trouwdag naar een latere datum. Zogenaamd omdat ze kapot zijn van verdriet, maar in werkelijkheid omdat ze niet anders kunnen. Wie niet genoeg verdriet om de overleden koning uitstraalt, heeft grote kans een aanklacht wegens majesteitsschennis aan de broek te krijgen. Dus rouwen de Thailanders tegen de klippen op.

De eenheid van Thailand die te danken zou zijn aan de monarchie is een mythe. Het land is onderling ernstig verdeeld. In de hoofdstad Bangkok en de omliggende gebieden bestaat een zekere welvaart, maar de boeren in het landelijke noorden zijn doorgaans straatarm. Dat steekt en het bevordert de eenheid allerminst. In het zuiden vechten moslims voor meer onafhankelijkheid van de centrale regering.

Stabiliteit is er al evenmin. Er zijn verscheidene militaire coups geweest sinds Bhumibol’s aantreden in 1946. Toen hij zijn carrière begon was er een militair regime, en bij zijn overlijden was er ook een militaire regime. Het zoveelste. De koning deed nooit moeilijk over het erkennen van een nieuw regime. Een enkele keer uitte hij weliswaar kritiek op een verse couppoging, maar tijdens zijn zeventigjarig regime heeft hij de nodige politieke kennis opgedaan om een goede inschatting van de nieuwe machthebbers te maken. Hij wist precies hoever hij kon gaan met zijn kritiek op de nieuwe machthebbers.

Alleen al in de laatste tien jaar vonden er twee militaire staatsgrepen plaats. De koning deed er niets tegen, of kon er niets tegen doen. De nieuwe regimes die de goedkeuring van de koning kregen (of hem die afdwongen), handhaafden hem vanzelfsprekend graag in zijn functie. Door zijn lange staat van dienst en dankzij de monarchistische propaganda en de afgedwongen koningsgezindheid was Bhumibol tot een symbool van de natie uitgeroeid. Zijn medewerking en instemming hielpen de coupplegers alleen maar vaster in het zadel.

Wat Bhumibol, geboren in de Verenigde Staten en geschoold in Zwitserland, echt voor Thailand heeft betekend, is door de mist van propaganda en mythes rondom zijn persoon moeilijk uit te maken. Zeker is wel dat hij er nooit in is geslaagd van Thailand een stabiele natie te maken; door de vele staatsgrepen leek zijn land nog het meest op een bananenmonarchie. Hij is trouwens nooit van plan geweest van Thailand een democratie te maken. Al evenmin was hij geïnteresseerd in rechtsgelijkheid. Met parlementen had hij niets; ze waren voor hem gemakkelijk inwisselbaar zoals hij tijdens zijn lange regeerperiode menigmaal heeft laten zien.
Zijn Amerikaanse afkomt en Zwitserse scholing hebben hem niet van zijn overtuiging kunnen afbrengen dat de monarchie een superieur staatsvorm is; zeker met hemzelf als koning.
Met democratie had de overleden koning niets; waar het om draaide was de restauratie van de ouderwetse, autoritaire monarchie.

Generaal Sarit Thanarat heeft na zijn coup in 1957 de koning voor zijn karretje gespannen. Zijn slechte gezondheid dwong hem echter naar de Verenigde Staten uit te wijken voor een medische behandeling, maar een jaar later was Sarit terug en greep met steun van de CIA opnieuw de macht. Zijn militaire regime was een de meest repressieve uit Thailands recente geschiedenis.
Sarit begreep hoe hij de koning voor zijn eigen politieke doeleinden kon gebruiken en Bhumibol liet het allemaal gebeuren. Als dank voor Bhumibol’s diensten aan zijn dictatuur, stelde Sarit het beledigen van de koning strafbaar. Daarmee deed hij Bhumibol met zijn antieke ideeën over het koningsschap een groot plezier. En zichzelf natuurlijk ook, want Sarit had immers de zegen van de koning en wie kritiek op de koning uitte, sprak zich in feite uit tégen het militaire regime dat de koning had goedgekeurd. Majesteitsschennis dus.
Thailand kan Bhumibol verwijten dat hij iedere discussie over de politiek, en verder alles wat de staat betreft, in het openbaar onmogelijk gemaakt.
Bhumibol was een marionet van de vele coupplegers die hij in zijn lange leven heeft meegemaakt en die hij steeds weer heeft erkend.

Dat alles wil niet zeggen dat Bhumibol het niet goed bedoelde. Hij sprak soms zijn bezorgd uit over de situatie van de arme boeren in het noorden. Dat maakte hem populair. De koning wilde hun lot verbeteren, maar de militaire regimes – sporadisch afgewisseld met een gekozen, maar altijd zeer kort functionerend gekozen parlement – zaten de koning steeds in de weg. Hij wou wel maar hij kon niet. Zo zorgde de koning voor hoop die er in feite niet was.

In veel interviews over de dood van de aanbeden koning druipt het verdriet van de pagina’s. Natuurlijk zal niemand kritiek uiten, want dat is majesteitsschennis en de Thaise gevangenissen zijn zoals bekend geen lolletje.
Toch zijn er nog moedige Thai die weigeren te zwijgen. Zoals een vrouw waarover de Guardian (17-10-2016) berichtte. De aard van haar kritiek is niet bekend, maar het moet iets zo onbetekenends zijn geweest dat ze er niet eens voor werd opgesloten. Buiten het politiebureau dwongen agenten haar te knielen voor een portret van de koning, terwijl honderden omstanders schreeuwden dat ze haar excuses moest aanbieden.

Bij het lezen van al die loftuitingen op Bhumibol moest ik onwillekeurig even terugdenken aan de avond van 28 januari 2013 toen koningin Beatrix haar aftreden aankondigde.
Op televisie en radio noch in de geschreven pers viel een onvertogen woord over Hare Majesteit te bespeuren. Alleen maar lof. Haar toch niet geringe eigengereidheid en zelfoverschatting transformeerden die avond op wonderbaarlijke wijze in staatsmanschap, visie en wijs, nooit falend inzicht.
De nationale eensgezindheid en aanhankelijkheid bereikten die avond recordhoogtes. Even waande ik me Thailand. Of Noord-Korea.

Inquisitie en ironie

Terugblikkend op de publicatie van Niets was wat het leek valt op dat een paar recensenten mij beschuldigden van wat ik maar grofweg ‘inquisitiestijl’ zal noemen.
Uiteraard hebben ze het recht dat te vinden, net zoals ik het recht heb het daarmee oneens te zijn. Het is ten slotte de ene mening tegenover de ander. Het Noord-Hollands Dagblad gaf me zelfs het advies een volkstuintje te beginnen. Dan zou het blad en zijn abonnees verschoond blijven van mijn ‘pseudowetenschappelijke creaties’, die zouden zijn ‘gebaseerd op informatie uit de derde hand met een ranzig voyeuristisch tintje.’

De boze brief die een emeritus hoogleraar hierover naar de krant stuurde werd niet geplaatst. Vermoedelijk omdat hij het boek wél had gelezen en het dagblad attent maakte op de zee van archievale bronnen en literatuur waarop het boek is gebaseerd. Dat de boze prof in ruste het stukje in het NHD beoordeelde als journalistiek van een niveau ‘uw krant onwaardig’ zal ook niet hebben bijgedragen tot plaatsing.

Een paar kranten vonden dat ik me te buiten was gegaan aan ‘smalende commentaren’. Er is een groot verschil tussen smalend commentaar en ironie. Een voorbeeld: Bernhards Amerikaanse biograaf Alden Hatch beschrijft in vlammende bewoordingen hoe Bernhard op 10 mei 1940 heldhaftig en door het dolle heen van woede twee uur lang met een pistoolmitrailleur op Duitse vliegtuigen schoot: ‘terwijl de loop van zijn Lewis gloeiend heet werd nam zijn woede nog in hevigheid toe.’ Ik vond dat zo overdone dat ik niet kon nalaten op te merken: ‘Toch zagen de Duitse legers kans Nederland te bezetten.’ Sommige recensenten zien dat als smalend commentaar. Zelf beschouw ik het als ironie; als een reactie op het zalvende geschrijf van Hatch.

Mijn eerste prioriteit is dat de inhoud klopt en dat het notenapparaat degelijk in elkaar steekt. Als dat het geval is kan een vleugje ironie mijn inziens geen kwaad. Sommige recensenten gaat het kennelijk meer om de vorm dan de inhoud. Overigens `bezondig’ ik mij in al mijn boeken aan kleine ironische genoegens. Nooit heb ik daarop enig commentaar gehad. Maar als het om prins Bernhard schijnt het een doodzonde te zijn.

Wat mij ergert zijn opmerkingen die evident niet kloppen. NRC Handelsblad verwijt mij niet alleen vele ‘suggesties en gissingen’ maar beweert ook dat ik een zin `vaak’ begin met: `Het lijkt niet uitgesloten’. Een snelle controle via de zoekfunctie leert dat het aantal keren dat ik de gewraakte uitdrukking heb gebruikt exact nul komma nul is. En evenals die krant uit Noord-Holland weigerde NRC Handelsblad een ingezonden brief te plaatsen die de krant daarop attent maakte.

Het lijkt me niet uitgesloten dat zoiets vaker gebeurt bij de krant die zich zelf graag profileert als de ‘slijpsteen van de geest’.

Boeken