Berichten

In strijd met de Grondwet

De vlucht van Wilhelmina was behalve in strijd met de Grondwet een geschenk uit de hemel voor de Duitse troepen. Anders dan de vorstin ons later wilde doen geloven was haar vertrek tot in de puntjes voorbereid.

De koninklijke familie vluchtte al enkele dagen na de Duitse overval naar Engeland. Juliana en haar twee dochters vertrokken eerst, een dag later gevolgd door Wilhelmina en het gehele kabinet. Twee dagen voor het uitbreken van de oorlog, op 10 mei 1940, had prinses Juliana nog beweerd dat zij en haar familie nooit zouden vluchten als er gevaar dreigde. Oranjes lieten het land niet in de steek. In feite hebben ze niet anders gedaan, zodra er gevaar dreigde: Willem de Zwijger en stadhouder Willem V, de vader van koning Willem I, kozen in respectievelijk 1567 en 1795 ook al het hazenpad en zelfs ten tijde van Troelstra’s vermeende revolutiepoging in 1918 stond het vluchtkoffertje van Wilhelmina en haar dochter klaar. Hier werd een eeuwenoude traditie voortgezet.

Verraad
Een groot deel van de bevolking toonde zich verbitterd over haar vlucht. Portretten van de koningin werden bij het vuilnis gezet en koninklijke ridderordes weggegooid. Velen vonden het een schande dat de Koninklijke Familie was gevlucht, terwijl soldaten nog hun leven waagden in de strijd tegen de Duitsers. De vlucht van koningin Wilhelmina was slecht voor het moreel. Velen hadden er maar een woord voor: verraad. Wilhelmina heeft dat naderhand pas aangevoeld. In haar autobiografie, Eenzaam maar niet alleen, die ze na de oorlog schreef, beweert ze dat ze het liefst samen met haar soldaten in de strijd tegen de ‘Moffen’ was gesneuveld. Maar ja, alles was anders gelopen dan ze had gedacht. Ze was zich ‘ten volle bewust’ van de ‘verbijsterende indruk’, die haar vertrek had gemaakt, maar ze had het gedaan omdat het landsbelang het eiste. Uitsluitend daarom – en daarom alleen – had ze zich verplicht gevoeld te vertrekken. Als mensen er schande van spraken dan moest dat maar. Ze had slechts gedaan wat ze als haar plicht zag: Nederland ontvluchten om het vanuit Londen te kunnen bevrijden.

Wilhelmina was geschrokken van de reacties op haar vlucht. Ze was gewend dat het volk alles van haar accepteerde en wat ze deed toejuichte. Het was zaak haar geschonden imago weer op te poetsen. Dat is uitstekend gelukt, dankzij een rammelend verhaaltje dat de Oranje-aanhang – weer helemaal getrouw de traditie – gretig slikte. Wilhelmina liet zich per auto naar Hoek van Holland brengen. De dappere Juliana die had beweerd nooit te zullen vluchten, zat toen al hoog en droog met Bernhard en haar beide dochters in Londen.  Tot haar verrassing zag Wilhelmina bij aankomst in de Hoek een Engelse torpedobootjager, de H.M.S. Hereward, aangemeerd liggen. Klaar voor vertrek.

De vraag is natuurlijk of die boot daar inderdaad zomaar lag – zoals Wilhelmina suggereert – of dat die door de Britse regering was gestuurd om haar op te halen. Dat laatste was het geval. Documenten uit Britse overheidsarchieven laten zien dat haar vlucht naar Engeland was voorbereid.

Zeeland

Hare Majesteit ging aan boord van de Hereward – die lag daar toch maar te liggen – en ze vertelde de kapitein dat ze naar Zeeland wilde. Dwars door de mijnenvelden heen. De kapitein vond het blijkbaar volstrekt normaal dat hij plotseling de Nederlandse koningin aan boord kreeg, die hem op de koop toe ook nog bevelen gaf.

Eenmaal onderweg wilde Wilhelmina contact opnemen met de commandant van de troepen in Zeeland, maar de kapitein verbood dat. Het was tegen zijn instructies. Ze heeft nog indringend op hem ingepraat, maar de kapitein bleef onverbiddelijk. ‘Goede raad was duur’, herinnerde Wilhelmina zich in Eenzaam maar niet alleen. Terug naar Hoek van Holland kon niet (waarom wordt niet duidelijk), maar ze kon evenmin door naar Zeeland. Toen besloot ze om maar gelijk naar Engeland over te steken. Volgens Wilhelmina mocht de kapitein haar volgens zijn instructies wel naar Engeland brengen, maar niet naar Zeeland. Dat impliceert dat de kapitein wel degelijk zijn orders heeft gehad en dat de Hereward niet toevallig in Hoek van Holland lag aangemeerd, zoals Wilhelmina ons probeert wijs te maken.

Dubbele bron
Thijs Booy, persoonlijk secretaris van Wilhelmina, heeft het vluchtverhaal ook beschreven in zijn boek De levensavond van Wilhelmina. Dat komt geheel overeen met dat van Wilhelmina. Mooi, een dubbele bron. Het verhaal van de koningin zal dus wel kloppen? Nou nee.
Booy was er zelf niet bij in 1940. Hij trad pas in 1953 bij Wilhelmina in dienst. Alles wat Booy over de koningin schrijft van vóór 1953 komt vrijwel zeker rechtstreeks uit de koker van zijn bazin. Hij trad ook op als ghostwriter bij Eenzaam maar niet alleen, dus hij kende haar verhalen uit den treure.

Wilhelmina had enorm moeite met schrijven, weten we van Booy; haar spelling beheerste ze evenmin vlekkeloos. Booy wel, en bovendien kon hij aardig vertellen. Tenminste, als je bereid bent zijn gedweep met zijn werkgever voor lief te nemen.
Volgens Booy zou Wilhelmina nooit een voet aan boord van het Engelse schip hebben gezet, als ze had geweten dat ze in Engeland terecht zou komen. Na aankomst in Harwich had ze geweigerd door te reizen naar Londen. Vanuit die kustplaats kon ze immers gemakkelijk weer snel terug naar Nederland om haar volk bij te staan, want dat was haar plan (beweerde ze).
Haar begeleiders hebben haar bij wijze van spreken de trein naar Londen in moeten sleuren. Het klinkt allemaal niet overtuigend. Eerst een klaarliggende boot in Hoek van Holland en dan plotseling ook nog een klaarstaande trein naar Londen, waar ze wordt opgewacht – alweer toevallig – door een erewacht om haar te verwelkomen. Het is allemaal té toevallig om nog toeval te kunnen zijn.

Maar er is meer: de particulier secretaris van Wilhelmina, François Van ’t Sant, heeft ruim op tijd uitgebreide voorbereidingen voor een snel vertrek naar het buitenland getroffen voor het geval Nederland zou worden aangevallen. Lange tijd was Bordeaux in Frankrijk het reisdoel, maar tenslotte zou het Engeland worden. Het staat eveneens vast dat Wilhelmina Van ’t Sant opdracht heeft gegeven haar in ballingschap te volgen, als het zover mocht komen. Financieel had ze haar vlucht ook voorbereid, zodat ze in ballingschap niet op een houtje hoefde te bijten. Kortom: Wilhelmina is met voorbedachten rade en volgens een voorbereid plan gevlucht.

 

Gruwelijke tijd
Als we Booy mogen geloven, brak er in Londen een gruwelijke tijd voor Wilhelmina aan. Ze had weliswaar nooit in een gevangenis of concentratiekamp gezeten, noch honger of kou geleden en al helemaal niet in de vuurlinie aan het front gevochten. Maar toch, beweert Booy, had ze tijdens de oorlog van alle Nederlanders het zwaarst geleden. Ze had zich zó ingeleefd in de vreselijke omstandigheden van haar landgenoten, zó onvoorstelbaar intens meegeleefd dat het leed van haar landgenoten haar eigen, persoonlijke leed was geworden. Daarom keerde ze volgens Booy naar Nederland terug ‘met duizenden doden op haar rug, verdronken strijders ter zee, gefusilleerde illegalen en vergaste joden’.

In haar toespraken voor radio Oranje heeft ze het echter nauwelijks over het lot van de joden gesproken. Wilhelmina heeft er een gewoonte van gemaakt geen controversiële onderwerpen aan te snijden. Zelden zei ze iets opruiends. Het meest opzwependst waarop we haar voor de microfoon van radio Oranje kunnen betrappen was: ‘slaat den Nazi op den kop’. Of Hitler van die ferme taal is geschrokken, weten we bij gebrek aan bronnen niet.

Wilhelmina was bang dat als mensen letterlijk gehoor zouden geven aan oproepen tot daadwerkelijk verzet  – wat tot represaillemaatregelen zou kunnen leiden – zij de schuld zou krijgen van eventuele executies. Dat wilde ze in geen geval. Haar enige doel was – hoe dan ook – terugkeren op de troon. Dat kon alleen als Hitler werd verslagen. Persoonlijk heeft Wilhelmina geen enkele bijdrage aan de bevrijding geleverd. Het leger, de luchtmacht en de marine van de regering in ballingschap waren te verwaarlozen. Voor de bevrijding van Nederland is Wilhelmina van geen betekenis geweest, al zou je het tegendeel gaan geloven als je de aan haar gewijde hagiografieën leest.

Wilhelmina was volkomen afhankelijk van Churchill en Roosevelt en die lieten zich allebei niets gelegen liggen aan een mevrouw die zo pijnlijk duidelijk had gemaakt dat ze van internationale politiek en van het oorlogsverloop niets begreep. Ze namen Wilhelmina niet serieus, al werd dat natuurlijk nooit hardop gezegd. Chris van der Klaauw, de minister van Buitenlandse Zaken in ballingschap, kon volgens zijn dagboeken bij tijd en wijle nauwelijks een gevoel van schaamte jegens Wilhelmina onderdrukken.

De vlucht was ook in strijd met de Grondwet. Die verbiedt namelijk dat de regering zijn zetel naar het buitenland verplaatst. Nederlands-Indië bijvoorbeeld had wel gekund, maar dat vond Wilhelmina niets. Ze is nooit van haar leven in Indië geweest. Ze vond het daar te warm en het was te ver weg. Smetvrees speelde eveneens een belangrijke rol. Je had daar in de Oost snel een enge ziekte te pakken. Londen lag haar beter, dus bleef ze daar.

Prinses Juliana werd met haar beide kinderen doorgestuurd naar Canada. De reden is duidelijk, al werd ook dat nooit hardop gezegd: de kroonprinses en haar kinderen mochten niet het geringste gevaar lopen. De hoogste prioriteit van ieder vorstenhuis is immers zijn eigen voortbestaan.  De kans om door een Duitse bom in Engeland te worden getroffen was minimaal, maar in Canada nihil. Dus verhuisde kroonprinses Juliana met Beatrix en Irene naar Canada.

Prins Bernhard bleef bij zijn schoonmoeder in Londen achter, waar volgens Wilhelmina zijn hulp hard nodig was om Nederland te bevrijden. Maar evenmin als de koningin zelf, heeft prins Bernhard – alle heldhaftige verhalen ten spijt – iets voor de bevrijding van Nederland betekend. Niet dat hij het niet druk had, maar dat betrof in de eerste plaats vrouwen, drank en uitgaan. De Britse koning George VI heeft ooit opgemerkt dat Bernhard de enige was die van de oorlog heeft genoten.

Had Wilhelmina en haar familie dan in Nederland moeten blijven? Waarom niet? De Deense koning vluchtte niet en liet zich iedere dag in Kopenhagen zien. Dat hield de moed erin. Zijn optreden werd door de bevolking gewaardeerd. De vlucht van Wilhelmina was slecht voor het moreel van de soldaten die nog doorvochten. Voor de Duitse invallers was het daarentegen een geschenk. Door te vluchten straal je uit dat de strijd is verloren. Een land zonder regering raakt snel stuurloos, wat het gemakkelijk maakt het te bezetten.

Absoluut bewind
In Engeland heeft Wilhelmina het grootste deel van haar tijd besteed aan wachten tot ze terug kon keren naar Nederland. Met haar ministers lag ze permanent overhoop. De ene ruzie was nog niet beslecht of de volgende diende zich alweer aan. Ook broedde ze plannen uit om bij terugkeer een absoluut bewind in te stellen waarbij de invloed van het parlement tot een minimum werd gereduceerd en zij vrijwel alle macht kreeg. Fasseur noemde haar dictatoriale streven met droge ogen ‘vernieuwing’. Tot Wilhelmina’s verbazing voelde het Nederlandse volk weinig voor haar ‘vernieuwing’. Ze was zo wereldvreemd dat ze nooit heeft gesnapt waarom Nederland geen koningshuis met vrijwel absolute macht (zoals in de tijd van koning Willem I en II) wilde.

Dit artikel verscheen in De Republikein, nummer 2, april 2022

Hofleverancier

Als ik de Volkskrant van 4 oktober goed heb begrepen zou Cees Fasseur me graag in elkaar willen slaan. Tijdens een interview onder de titel ‘Hofleverancier’ windt de schrijver van menig monarchistisch jubelschrift zich hevig over mij op. Dat doet ie gelukkig wel vaker, maar nooit zo agressief als deze keer. De aanleiding was dat de familie Van Maasdijk een civiele procedure tegen Fasseur had aangespannen omdat hij Gerrie van Maasdijk, kamerheer in buitengewone dienst van koningin Juliana, op een wijze had beschreven waarmee de familie – niet helemaal ten onterechte – geen genoegen nam.

Fasseur: ‘In die procedure heeft Aalders aan de erven-Van Maasdijk aangeboden om als getuige à charge tegen mij op te treden. Het verzoek is door de rechtbank in Amsterdam niet gehonoreerd.’ Foei toch Cees! Een rechtbank kan toch geen verzoek honoreren dat nooit is ingediend?

Wel heeft de advocaat van de familie Van Maasdijk mij verzocht een beoordeling te schrijven over Juliana & Bernhard, het boek waarmee de familie zo’n moeite had. Ik heb daarin toegestemd omdat ik Juliana & Bernhard een slecht boek vond met ondermaatse research

Fasseur doet daarin bijvoorbeeld een serie stukken die hij op het ministerie van Algemene Zaken had ingezien af met een achteloos schouderophalen. Hij vond het niet nodig om nader onderzoek te doen naar zakenlieden, bedrijven en bankiers waarvan de namen hem kennelijk niets zeiden. Want als Ik, Cees Fasseur, die mensen en ondernemingen niet ken, kunnen ze ook niet belangrijk zijn.

Ik kende die namen uit mijn eigen onderzoek  maar al te goed. Er zaten veel beruchte types tussen, met wie je maar beter niet gezien kon worden. De non-research van Fasseur was voor mij de directe aanleiding een boek te schrijven dat in 2011 als Bernhard Zakenprins. Illegale Wapenhandel, louche zakenlieden en dubieuze bankiers verscheen.

Ik ben, zoals gezegd, op het verzoek van de advocaat ingegaan en heb een beoordeling van Juliana & Bernhard op papier gezet. Fasseur vindt dat ‘oncollegiaal’  en in zijn ogen heb ik daarbij een grens overschreden ‘die je niet zou moeten willen overschrijden’. De Volkskrant : ‘Bent u echt zo kwetsbaar?’ Fasseur:  ‘Nou, ik weet niet of je het kwetsbaar moet noemen. Maar soms betreur ik het dat ik niet twee meter lang ben. En oud-karatekampioen.’

Cees ‘Karate’ Fasseur roept wel vaker wat. Zoals destijds bij de verschijning van mijn boek Leonie dat hem niet lekker zat omdat er wat over prins Bernhard instond, wat hem niet beviel. Niet dat hij het boek had gelezen, maar hij had er wel over gehoord, vertelde hij in een interview. Hij adviseerde de prins mij subiet voor de rechter te slepen. Over oncollegiaal gedrag gesproken. En puur afgaande op geruchten want het boek had hij niet gelezen. Eigenlijk raar dat zo’n type nog enig aanzien geniet in historisch Nederland.

Fasseur tiert lekker voort in de Volkskrant: ‘Fair play, hè, daar gaat het om. Het kan me ontzettend boos maken als ik van die valse verhalen hoor over kennis die ik heb achtergehouden.’ Aldus ‘Karate’ Cees. Vervolgens klaagt hij:  ‘De verhalen van Aalders, om een bekend voorbeeld te noemen. Dan denk ik: gewoon niet eerlijk. Vermoedens, geruchten, loze beweringen en dat dan zo’n beetje aan elkaar schrijven – dat is de werkwijze-Aalders.’

Fasseur is nooit met één concreet bewijs gekomen voor wat hij mij in de schoenen schuift. Geen fair play dus en al helemaal niet collegiaal. De getergde Oranjehagiograaf roept maar wat. Je zult als beschuldigde maar voor zo`n rechter staan, want dat was ook een functie die hij bekleedde.
Ik zeg en schrijf ook wel eens wat over Karate Cees, maar nooit zonder mijn kritiek te onderbouwen. In Niets was wat het leek zijn daarvan tal van voorbeelden  te vinden. Net als in mijn kritiek op Fasseurs gelegenheidswerkje Een Dame van IJzer.

Historicus Coen Hilbrink vond dat de aanval van Cees Fasseur niet onbesproken mocht blijven en schreef een commentaar in de Volkskrant.

Dat liet Karate Cees niet over zijn kant gaan. Met kritiek kan hij moeilijk omgaan en dus moest Hilbrink het ontgelden. Dat ontlokte op zijn beurt weer een reactie van mijn kant in de Volkskrant van 11 oktober:

Cees Fasseur kan niet tegen kritiek en aangezien ik een van zijn meest uitgesproken criticasters ben, moest ik het in de Volkskrant van zaterdag jl. ontgelden. Fasseur is woedend op mij en zijn emotionele uitspraken (‘soms betreur ik het dat ik niet twee meter lang ben. En oud-karatekampioen’) suggereren dat hij mij graag in elkaar zou willen slaan.

In zijn reactie op het stuk van Coen Hilbrink van 8 oktober (waar hij inhoudelijk wijselijk niet op ingaat), trekt hij welbewust een zin uit zijn verband om toch zijn gelijk te halen. Hij suggereert (net als zaterdag) dat ik mij spontaan bij de rechtbank heb aangeboden om tegen hem te getuigen. De door Fasseur geciteerde zin waaruit dat zou moeten blijken is afkomstig uit een brief van mij aan de advocaat van de familie Van Maasdijk. Die had mij namelijk verzocht een beoordeling te schrijven over Fasseurs boek, Juliana & Bernhard, waarin Gerrie van Maasdijk als een intrigant (of erger) wordt afgeschilderd.

Mr  Kaaks richtte dat verzoek tot mij omdat ik een boek had geschreven (Bernhard Zakenprins) als reactie op J&B van Fasseur, dat m.i. getuigde van onvolledig onderzoek. Op de vraag van mr Kaaks of ik bereid was mijn beoordeling voor de rechtbank toe te lichten, heb ik uiteraard ja gezegd. De foute voorstelling van zaken van ‘Karate Cees’ – als zou ik mij oncollegiaal en spontaan bij de rechtbank hebben aangeboden – hoop ik hiermee te hebben rechtgezet.
Mijn brief is na te lezen op https://www.gerardaalders.nl/2014/10/verklaring.html