Niet meer van de deze tijd

Als Willem-Alexander binnenkort een fataal ongeluk krijgt, komt Amalia op de troon. Nederland kan dan pronken met een tiener als staatshoofd. Het zou niet de eerste keer zijn. Op 6 september 1898 trad haar over-over-grootmoeder aan als koningin.  De 18- jarige Wilhelmina was al koningin sinds de dood van haar vader in 1890, maar ze werd pas ingehuldigd toen ze meerderjarig was. Nederlandse jongeren werden meerderjarig op hun 23e , Wilhelmina al op haar 18e. Haar moeder, koningin Emma, fungeerde tot haar aantreden als regentes.

Wilhelmina is tot dusver de enige Oranje die precies wist wanneer ze de troon zou bestijgen. Toen haar vader overleed, stond de Nederlandse monarchie door het liederlijke optreden van haar vader, koning Willem III – die zijn bijnaam van ‘koning Gorilla’ alle eer had aangedaan – er belabberd voor. Koningin Emma, ze was nog maar 19 toen ze met de 60-jarige Willem kennis maakte, heeft welbewust aan het opkrikken van de monarchale populariteit gewerkt.  Ze sleepte haar dochter jarenlang het ganse land door. Vanwege al die evenementen rondom het schattige kind-koninginnetje nam de populariteit van het vorstenhuis weer toe. Wilhelmina’s  jeugd was uitsluitend gericht op haar aanstaande koningschap. Andere kinderen zag ze nauwelijks en die ze zag moesten haar aanspreken met ‘Mevrouw’ en ‘Majesteit’. Haar tegenspreken was ten strengste verboden.

Wilhelmina kreeg privé-onderricht. Vooral veel geschiedenis om de grootsheid van de Oranjes erin te stampen. Wat staatsrecht, talen, aardrijkskunde en algemene ontwikkeling. In onze tijd zouden we het een pretpakket noemen. Wilhelmina kreeg een hekel aan wetenschap toen ze pas dertien was en les kreeg over het ontstaan van het zonnestelsel. Wat haar docent vertelde, kon ze onmogelijk rijmen met het Bijbelse scheppingsverhaal in Genesis.  Ze raakte volkomen van slag en keerde zich ‘ijzende’ van de wetenschap af omdat die haar beeld van Gods Schepping op zijn kop had gezet. Haar leven lang nam godsdienst een centrale plaats in haar leven in. Ze ventte haar geloof graag uit en aangezien niemand haar mocht tegenspreken of in de rede vallen was men gedwongen haar religieuze bespiegelingen uit te zitten.

Ondanks haar onderricht in talen raakte ze er niet bedreven in. Haar secretaris Thijs Booy, die zijn bazin bij het schrijven van haar memoires Eenzaam maar niet alleen behulpzaam was, merkte eens op ‘dat als iets haar moeilijk afging, dan was het wel schrijven. Zij had een pen die bijna niet wilde.’ De Nederlandse spelling kreeg ze nooit helemaal onder de knie en in haar brieven en nota’s zat menige spelfout.

Dat alles nam niet weg dat ze haar inhuldigingsrede zelf schreef. Uitzinnige loftuitingen waren haar deel. Ze las haar rede ‘kristalhelder’ en ‘zonder enige hapering’ voor, stelde Cees Fasseur in zijn biografie. Of dat inderdaad een enorme prestatie was, is aan twijfel onderhevig. Ze had er jaren aan kunnen werken en haar rede paste op minder dan een half A-4tje. Welgeteld waren het 267 woorden waarvan een aantal aan God waren gewijd.

De hulde voor haar spreekdebuut was zoals gezegd buitensporig en over de top. De minister van Buitenlandse Zaken tekende op: ‘Ik zal nooit vergeten de waardige en tegelijk natuurlijke wijze waarop de koningin onder den breeden mantel den arm ophief ten hemel; geen actrice had het haar kunnen verbeteren, zoo bevallig en tegelijk ongekunsteld was hare beweging’.

Minister-president Nicolaas Pierson was al evenzeer door emoties overmand: ‘De Inhuldiging was zoo diep indrukwekkend, dat zij ons allen in de ziel greep. Glanspunt was de toespraak der Koningin, haar eedaflegging bovenal. Zij sprak zoo, dat elkeen haar verstond en op ieder woord werd de ware klemtoon gelegd. Toen zij daar met opgeheven hand stond, werden allen als geëlectrificeerd.’

Rutte had het collega Pierson, zou hij toen hebben geleefd, niet kunnen verbeteren.

Contemporain historicus dr. H. Brugmans was ook helemaal stuk van de tiener die tot staatshoofd was gepromoveerd. De voordracht uit de mond van ‘deze verheven jonge vrouw’ en uitgesproken op ‘even krachtige als teedere wijze’ bracht hem volledig van de kook.

De pers reageerde op de inhuldiging met lyrische bespiegelingen over de jonge vorstin en met krantenverslagen die walmden van Oranjeliefde. Zoals: de jonge koningin zag ‘bleek van ontroering (…) met dat lief gelaat, dat ons allen toespreekt door eenvoud en hartelijkheid.’

Nicolaas Beets, dichter bij uitstekl van het nationale trotsgevoel zag zijn kans ook weer schoon: ‘ ’t Koningskind komt tot haar Vaders troon! Koningin in ’s hemels gunst geboren’.

H.J.A.M. Schaepman, toenmalig prominent politicus en priester, zwijmelde: ‘Gij, ons Oranjemaagdelijn, nu Onze hooggezeten Vrouwe, gij wijdt een nieuwen eeuwkring in.’

Als ik vandaag, 7 december 2021, om me heen kijk en de reacties op de verjaardag van kroonprinses Amalia zie, lees en hoor, moet ik constateren dat er wat betreft de slaafse houding tot het koningshuis sinds 1898 weinig is veranderd.

 

Koning Willem-Alexander is gevaarlijk bezig en stapelt publicitaire blunder op blunder. Kringen rondom hem zeggen dat hij zich niets van kritiek aantrekt: de waan van de dag. Zijn moeder had die neiging ook. Maar qua onverschilligheid jegens hun onderdanen kunnen beiden nog een puntje zuigen aan koning Willem III (1817-1890). Toch lijkt Willem-Alexander aardig op weg de arrogantie van zijn over-over-grootvader te evenaren.

Een van konings Willems felste criticasters, de socialist Ferdinand Domela Nieuwenhuis, werd wegens majesteitsschennis voor een jaar naar de gevangenis gestuurd omdat hij had gezegd dat de koning ‘niet veel van zijn baantje maakte’. Daar had hij volstrekt gelijk in, maar het mocht niet worden gezegd.

Enkele overeenkomsten tussen W-A. en zijn voorganger: lak aan de publieke opinie; weinig empathie; liefhebber van de jacht; geldbelust; matige belangstelling voor wat er in de maatschappij gebeurt en veel, vaak en lang op reis en met vakantie. Verschillen zijn er ook: zo zie ik W.A. niet – zoals Willem III in Genève deed – zijn geslachtsdeel vanaf het balkon van zijn Griekse villa aan het publiek tonen. Willem III was ‘potloodventer’.

De reis naar Griekenland, vorig najaar, is overal breed uitgemeten. Zelfs zijn trouwe aanhang vond dat hij te ver was gegaan en dat hij solidariteit ha moeten tonen. Zijn blunder kwam mij overigens uitstekend van pas; mijn Oranje Zwartboek kreeg dankzij W.A.’s reisdrift de wind in de zeilen en belandde in de top tien. Even was ik bang dat de koning een deel van de royalties zou opeisen – hij is tenslotte een Oranje – maar die angst bleek ongegrond. Afgelopen zomer kon hij met moeite worden overreed om het door watersnood getroffen Limburg te bezoeken. Het zat zijn vakantie, de daaropvolgende dag, vervelend in de weg. Uiteindelijk ging hij toch. De tegenzin droop er van af. Wat dat betreft verschilt hij van Willem III. Die was dol op watersnoodrampen. Zelfs voor een overstrominkje mocht je hem uit zijn bed halen.

Een etmaal na Valkenburg scheurde hij met zijn speedbootje van twee miljoen over de Griekse wateren. Máxima vond dat hij daar recht op had. Waarom? Omdat hij zo vreselijk hard werkt. Overigens wil W.A. niet op zijn speeltje worden gefotografeerd. De mediacode is van toepassing. Het liefst doet de koning leuke dingen zonder daarbij door het plebs te worden gestoord.

In geval van kroondomein Het Loo heeft W.A. een blinde vlek. Er is nu al een jaar gedoe over de subsidie die hij daarvoor krijgt. Ik vroeg me af met welke smoes hij zou aankomen om door te gaan met jagen én toch zijn subsidie op te strijken. Dat is nu bekend. Hij sluit het jachtgedeelte af, liet hij weten, om de dieren rust te gunnen. Hoe dat valt te rijmen met jagen is een raadsel. Het probleem is – vrees ik – zijn wereldvreemdheid. Hij begrijpt dingen gewoon niet. Ongetwijfeld komen over die subsidie weer Kamervragen, die lakei Rutte even ongetwijfeld handig zal omzeilen, maar ondertussen doet het Willem-Alexander’s reputatie geen goed. Overigens zit ik daar niet mee. Maar de koning zou het zich moeten aantrekken.

Koning Willem III had ook overal lak aan. Hij zat regelmatig met onbekende stemming ergens in het buitenland, al dan niet potlood ventend. Wetten die hij moest ondertekenen, bleven in de la liggen omdat hij spoorloos was. Willem-Alexander mag via zijn Ipad een handtekening zetten.

Het sociaaldemocratische blad Recht voor Allen, waarvan Domela Nieuwenhuis uitgever was, hekelde met verve de benepen berichtgeving en schijnheiligheid van de koningsgezinde pers. Bij het overlijden van Willem III op 23 november 1890 sloeg Recht voor allen nog eenmaal toe. Het ‘artikel’ bestond alleen uit een kop: ‘Het leven van koning Willem III den Groote, in al deszelfs hooge betekenis voor het Volk geschetst’. De rest van de pagina was blanco.

Willem-Alexander is nog maar betrekkelijk kort koning. Als hij zo doorgaat, ziet het er wat zijn necrologie betreft somber uit.

 

 

Voor Paal gezet

Kroonprinses Amalia heeft afstand gedaan van haar uitkering. 4000 euro per dag komt neer op een kleine 1,5 miljoen per jaar. Ik denk te weten hoe zij (of eigenlijk haar ouders) tot dat besluit zijn gekomen en streel me met de gedachte dat mijn Oranje Zwartboek daaraan een bijdrage heeft geleverd.

Uit betrouwbare bron heb ik gehoord dat Oranje Zwartboek op het nachtkastje van de koning lag. Ik denk dat hij het zelfs heeft gelezen en dat hij in samenspraak met zijn vrouw heeft besloten afstand te doen van Amalia’s geld. Om mij te pesten. Ik had namelijk geschreven dat de Belgische kroonprinses afstand van haar ‘donatie’ had gedaan en suggereerde dat Amalia hetzelfde zou moeten doen. Maar ik was sceptisch en dat heeft achteraf uitstekend gewerkt. Ik schreef namelijk dat de kans miniem was dat de Oranjes het Belgische voorbeeld zouden volgen. Het zijn en blijven ten slotte inhalige Oranjes. Geld is geld. Dus dat ging niet gebeuren. Dacht ik.

Ik kan me voorstellen dat zich in de echtelijke sponde, nadat W.A. mijn sceptische opmerking tot zich had genomen, een gesprek ontspon: ‘Máx, we moeten die Aalders eens goed voor joker zetten. Laten we het voorbeeld van prinses Elisabeth volgen. Onze populariteit daalt met de dag en dit lijkt me een uitgelezen kans om daar iets tegen te doen.’ W.A. zag er een geweldige PR-stunt in. Máxima, al net zo tuk op geld als haar man, zag het aanvankelijk niet zitten. ‘Het is wél geld, Willy. En alles is toch al duurder door die corona’.

Maar na enig gepeins zag Máxima toch een oplossing. Hun jaarlijkse uitkering lag vast, maar met de B-component (de onkostenvergoeding) viel best te rommelen. Van controle was geen sprake. Als het maar ‘ten dienste stond van het koningschap’ stond. Dat had ze geleerd van schoonmoeder Beatrix, die dat ‘ten dienste staan’ tot op het bot had uitgebuit. Geen cent liet ze liggen.

Ze mijmerde hoe ze die 1,5 miljoen euro over hun beider B-component konden spreiden. Als ze nou eens ieder 7,5 ton …. Dat viel niemand op en áls er toch iemand over zou vallen hadden ze altijd Mark nog om de boel glad te strijken. Op Rutte konden ze zich blindelings verlaten; dat had hij vaak genoeg bewezen.

De koning aarzelde even, zag nog allerlei beren op de weg, maar zijn echtgenote pakte stevig door. Ze was nu zelfs enthousiast en hield haar man voor dat de indiening van de nieuwe begroting op Prinsjesdag absoluut gedonder zou opleveren. Dat had hij toch zelf meegemaakt? ‘Wat moet zo’n snotaap met al dat geld’? had Andrée van Es nog geroepen. Hetzelfde dreigde nu weer. Gelazer in de pers, gemok in de Tweede Kamer en boosheid in het land. Allemaal waar. Het idee van Máx het probleem budgettair neutraal op te lossen, was erg verleidelijk. Bovendien: na september zou het niet voorbij zijn, want als Amalia in december, na haar achttiende verjaardag, ging cashen zou het gelazer opnieuw beginnen. ‘Willen we dat?’ Ze waren het snel eens. Nee, dat willen ze niet.

Er restte nog één probleempje. Hoe het nieuws bekend te maken? Het is immers hoogst ongebruikelijk dat een brief van een lid van het Koningshuis aan de minister-president openbaar wordt gemaakt. Zeker in privékwesties. Dat was nooit eerder vertoond en het ging tegen alle regels in.

Dan maar een gok: Als Amalia Rutte nou eens een handgeschreven brief schreef en die op internet liet zetten of desnoods liet uitlekken? Iedereen zou vertederd zijn, al was het maar dat pubers tegenwoordig geen handgeschreven brieven meer schrijven. Willy: ‘En dan staat die Aalders echt voor paal!’ Aldus geschiedde.

Deze column verscheen eerder in De Republikein, september 2021, jaargang 17

 

 

 

Anders tot in de dood, maar wel op onze kosten

Over enige tijd gaat de verbouwing van de koninklijke grafkelder in de Nieuwe Kerk te Delft van start. De kelder is bijna vol en de Oranjes willen als één grote familie de eeuwigheid doorbrengen. De verbouwing gaat het Rijk 3,6 miljoen euro kosten. Willem-Alexander draagt namens de familie een schamele 3 ton bij: begraven op een koopje.

In de de grafkelder staan nu 46 kisten. De laatste bijzetting was die van prins Bernhard. Ook corrupte leden van het koningshuis krijgen een riante begrafenis op rijkskosten.

Er zijn nog maar drie plekken over dus laat de Familie de capaciteit aanpassen. Zoals gewoonlijk wordt er niet op geld gelet; de kosten zijn toch voor de gemeenschap.

Mogen wij de grafkelder bezoeken? Nou nee, dat nou ook weer niet. We weten zelfs nauwelijks hoe de koninklijke dodenkelder is ingericht. We moeten het doen met een beschrijving van een Franse journalist die voor de bijzetting van Willem III in 1890 een tekening heeft gemaakt (zie de illustratie links boven).

Voor zover bekend is dat de enige bron. Mensen die onderhoudswerkzaamheden verrichten krijgen een geheimhoudingsplicht opgelegd. Zelfs wetenschappelijk onderzoek is niet toegestaan, zoals het bedrijf DelftTech ervoer toen het onderzoek wilde doen naar de dood van Willem de Zwijger. Geen gedoe in ons privé mortuarium.

Uitzonderlijk is voorts dat de Wet op de lijkbezorging niet van toepassing is op de leden van het Koninklijk Huis. Sinds 1810 mogen Nederlanders – om hygiënische redenen – niet langer in kerken worden begraven.

Op één uitzondering na. Tot in de dood krijgen de leden van het Koninklijk Huis een andere behandeling dan de rest van de bevolking. Ze worden niet begraven of gecremeerd, maar bijgezet in hun eigen privé grafkelder.

Minister Ingrid van Engelshoven (D66) van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kondigde in de brief aan de Tweede Kamer (21-04-2021) de uitbreiding en herinrichting van de koninklijke grafkelder aan.

Opmerkelijk is de bijdrage van 300.000 euro door de Familie. Daarmee erkennen de Oranjes dat het om een privé aangelegenheid gaat.

De vooral door Beatrix veel gebruikte smoes dat alles wat ze deed noodzakelijk was voor de vervulling van haar koninklijke taken gaat in dit geval niet op.

Beatrix eiste zelfs dat de peperdure inrichting van haar privé vertrekken in ‘woonpaleis’ Huis ten Bosch noodzakelijk waren om haar koninklijke taak te vervullen (ze had ook een ‘werkpaleis’). De minister-president haastte zich aan haar Koninklijke Wens tegemoet te komen.

De familie heeft er wederom een schitterende deal uitgesleept. Ik heb de Kamer nog niet horen protesteren.

 

 

Wie denkt dat de sociale antenne van het koningspaar na hun fel bekritiseerde reis naar Griekenland – vorig jaar herfst – is
bijgesteld, zit er fors naast. Hun kapitale villa met bootje (twee miljoen) trekt onweerstaanbaar. Wat er in Nederland gebeurt,
lijkt het echtpaar nauwelijks te interesseren, al doen ze hun uiterste best het tegendeel uit te stralen. Bewogen woorden over de moord op
Peter R. de Vries en veel vertoon van ontzetting over de watercatastrofe in Limburg. Máxima toont dan haar meest betrokken gezicht,
alsof ze op het punt staat in huilen uit te barsten. Maar een dag later reisden ze per regeringsvliegtuig – de flight tracker uitgeschakeld – spoorslags af naar hun paradijsje in Kranidi.
Als ze echt hadden meegeleefd, hadden ze hun vakantie een weekje uitgesteld. Al was het maar voor de P.R.

Dat het koninklijke gezin hun vakantie niet hebben opgeschort laat zien, dat hun maatschappelijk antenne nog steeds onder de oranjerode roest zit. Het Belgische koningspaar laat zich geregeld in de rampgebieden zien, maar Willem-Alexander en Máxima hielden het na een haastig bezoekje voor gezien. Terwijl watersnoodrampen een hobby van de familie zijn. Koning Willem III kon je voor een watersnood uit zijn bed halen. Hij toonde dan zijn betrokkenheid door financiële steunverlening, wat niet echt des Oranjes is. Willem-Alexander zag het bezoek aan Limburg echter eerder als een puzzel die snel moest worden opgelost. Griekenland lonkte en dan had hij voor zijn vertrek ook nog die verdomde foto shoot in de paleistuin.

Limburg was een logistieke puzzel, die hij samen met gouverneur Johan Remkes en de betrokken burgemeesters had kunnen oplossen. Een nachtmerrie! Maar alles was uiteindelijk – vraag niet hoe! – toch opgelost. Voor de camera’s toonde hij, te midden van kolkend water – samen met Máxima -, zijn immense betrokkenheid.

Tenslotte  gaat het om het plaatje. Dat is nooit duidelijker geworden dan deze keer in Limburg.

Het stel leed intens mee, zo straalde van hun gezichten af. De koning heeft gelukkig veel verstand van water. Dat bleek in 1997 toen hij plotseling verklaarde dat hij zich met watermanagement ging bezig houden. Niet dat hij ooit één dag in Delft had gestudeerd, maar dat mocht de pret niet drukken. Binnen een jaar was W.A. een veel gevraagd ‘expert’. Men kan zich verbazen hoe een volstrekte leek binnen een jaar erelid van de World Commission on Water for the 21st Century én beschermheer van het Global Water Partnership wordt. Maar wie zich verbaast, weet niet hoe de monarchie werkt. Intussen was Willem-A. niet te stuiten en bezocht hij doorlopend workshops en symposia. Geen poel of plas in het land ontsnapte aan zijn aandacht. Alleen bij het wc-potwerpen in Rhenen op Koninginnedag 2012 viel hij even uit zijn rol, maar dat ving de RVD keurig op met een onzinbericht.

Ook internationaal was hij – zoals Máxima dat op het gebied van financiële inclusie is – in aanzien. Dat bleek uit zijn voorzitterschap van het United Nations Secretary-General’s Advisory Board on Water and Sanitation. ‘Als voorzitter levert hij wereldwijd een persoonlijke bijdrage aan het oplossen van water gerelateerde problemen’, juichte ooit het NOS -journaal. Dat moet de Limburgers hoop hebben gegeven.

Je zou denken dat toen de koning de catastrofe in Limburg aanschouwde, hij spontaan besloot zijn vakantie een weekje uit te stellen. Dan zou het ergste wel achter de rug zijn. Een van zijn taken is immers het tonen van betrokkenheid bij rampen. Maar Willem-Alexander vond het welletjes. Het overlijden van Peter R., toch ook een rampzalige gebeurtenis die het land in heftige beroering bracht, vermocht hem niet te bewegen een weekje langer te blijven en in ieder geval te wachten tot na diens uitvaart.

Noch de koning, noch Máxima, noch hun dochters, noch Rutte, noch al zijn adviseurs zijn kennelijk op het idee gekomen dat uitstel zeer gepast zou zijn, zo niet de enige optie.

Maar zo denkt onze koning niet. Vakantie in Griekenland heeft topprioriteit. Daarvoor moet alles wijken. Zon, zee, villa en speedboot. Daar draait het om. En wellicht was hij benieuwd of het hek om zijn perceel, waarvoor de Nederlandse belastingbetaler 461.000 euro heeft moeten neertellen (veiligheid!) een likje verf nodig had. Zo’n hek krijgt het door die zilte zeelucht hard te verduren. Kortom: een ramp.

 

 

 

De lessen van Lockheed

Het Lockheed-schandaal dat Nederland midden jaren zeventig in heftige beroering bracht, was een affaire waarin corruptie, smeergeld en mondiale wapenhandel de hoofdrol speelden. Het schandaal, dat nauw samenhing met ‘Watergate’ bracht de regering van de Verenigde Staten, een aantal West -Europese Landen, Azië en het Midden-Oosten in de grootste mogelijke verlegenheid. Ook de Nederlandse regering zag zich in een precaire positie gemanoeuvreerd.

Al spoedig deed in Den Haag het verhaal de ronde dat prins Bernhard bij de affaire betrokken was en zich had laten omkopen door de Amerikaanse vliegtuigfirma. Het kabinet onder leiding van Joop den Uyl weigerde de berichten uit Washington aanvankelijk te geloven.

Dat de echtgenoot van Koning Juliana corrupt zou zijn werd onmogelijk geacht. Tegen beter weten in. Als het tóch waar zou zijn stond het voortbestaan van de monarchie op het spel. Het razend-populaire koningshuis aanpakken was (en is) de nachtmerrie van iedere politicus, want electoraal gezien staat het gelijk met zelfmoord.

De ‘Commissie van Drie’, inderhaast aangesteld om de affaire te onderzoeken, kwam met overtuigende bewijzen dat de prins inderdaad corrupt was. Maar aangezien Bernhard hardnekkig bleef ontkennen, durfde het kabinet de stap niet aan de prins daadwerkelijk
te beschuldigen. Van een rechtszaak kon geen sprake zijn.

Premier Den Uyl draaide meesterlijk om de hete brei heen met de opmerking tegen de Tweede Kamer dat Bernhard ‘zich toegankelijk [had] getoond voor onoorbare verlangens en aanbiedingen’, terwijl hij wist dat Bernhard tot op het bot corrupt was. Hij had niet alleen smeergeld aangenomen van Lockheed maar ook van diens concurrent Northrop.

In het boek heb ik veel aandacht besteed aan de vele landen waar politici en ministers smeergelden van Lockheed hadden aangenomen. Ze werden allemaal, zonder aanzien des persoons, berecht en tot gevangenisstraffen veroordeeld. Bernhard’s straf (eigenlijk niet meer dan een ‘dringend verzoek’) was dat hij voortaan geen uniform meer mocht dragen, maar zelfs die ‘straf’ heeft maar een paar jaar geduurd.

Het was een treffend staaltje van rechtsongelijk, waar het buitenland met verbazing naar heeft gekeken.

De Lockheed Affaire. Nederlands eigen Watergate, smeergeld en corruptie is nu te koop bij de boekhandel.

Hoe ik niets vermoedend in een hinderlaag liep.

Het is alweer een aantal jaren geleden, maar plotseling schoot me de ‘Nacht van de Geschiedenis’ weer te binnen. Het is een jaarlijks terugkerend evenement van de Universiteit van Groningen waar diverse thema’s aan bod komen. Ik was gevraagd om te spreken in de themagroep ‘Kerkhof van gevallen Helden’. Er was voor elk wat wils. Zo sprak Rutger Bregman, nog piepjong, dat we veel meer lessen uit de geschiedenis moesten trekken.

In mijn groepje ging het over Jan Pieterszoon Coen en generaal Van Heutsz, die onder gejuich van koningin Wilhelmina slachtpartijen onder de Indische bevolking had aangericht.Stripheld Kuifje moest naar het kerkhof vanwege racistisch uitlatingen. Dat had hij gemeen met Coen, al ging de laatste veel verder dan zich denigrerend uitlaten over zijn Indische medemensen.

De stichter van de Sovjet-Unie, Lenin, had vanwege de vele doden die hij op zijn geweten had zijn status van gevallen held absoluut verdiend. Ik zou prins Bernhard voor mijn rekening nemen, wiens torenhoge voetstuk last had van flinke erosie. Hij was corrupt, loog tegen de klippen op en zijn status van verzetsheld in de Tweede Wereldoorlog bleek verzonnen te zijn. Want hoe kun je in het verzet zitten terwijl je in Londen woont waar hij feestend met zijn vele vriendinnen zijn dagen sleet. Aan mij de taak om het voormalig NSDAP- en SS-lid het graf in te praten.

Toen gebeurde er iets wat ik nooit eerder had meegemaakt. Prof. dr. Hans Renner kreeg het woord om alvast een aantal dingen recht te zetten, waarvan hij vermoedde dat ik die in mijn voordracht zou aanroeren. Hij zag het als zijn taak Bernhard te verdedigen. Renner was tijdens de Praagse lente naar Nederland gevlucht en was bijzonder hoogleraar Midden-Europese geschiedenis aan de RUG. Hij zou die avond Lenin ten grave dragen, maar voordat hij dat deed zag hij het als zijn opdracht mij eerst af te branden. Hij deed dat overigens met toestemming van de organisatie, die mij niet over Renners plan had ingelicht. Van hun afspraak dat ik niet op Renners woorden mocht reageren was ik evenmin op de hoogte. Ik had kunnen wegelopen maar ik ben geen Baudet.

De tirade van Renner kwam erop neer dat ik voortaan mijn mond moest houden over het koningshuis en zeker over Bernhard. Dat was een held van het zuiverste soort. Hoe haalde ik het in mijn hoofd de prins naar het kerkhof van gevallen helden te sturen. Lenin. Ja, die hoorde daar thuis, maar Bernhard beslist niet. Ook mijn kritiek op de Oranjes verafschuwde hij, want die hadden meer goed voor Nederland gedaan dan ik ooit zou kunnen beseffen.

Enigszins beduusd door de gang van zaken, besprak ik de discutabele levenswandel van Bernhard en belichtte – daartoe extra geïnspireerd door Renner – zijn corrupte gedrag, leugens en gegraai. Conclusie: Bernhard lag volkomen terecht op dat kerkhof.

Na afloop schoot ik Renner aan met de vraag wat hem bezielde. Had hij ooit iets van mijn hand over Bernhard gelezen? Nee, maar dat was ook niet nodig. Het was toch allemaal onzin. Ik kwam zeker uit de protestbeweging van de jaren zestig? Nou, dan wist hij genoeg. Ik wierp nog tegen dat al mijn boeken van een uitgebreid notenapparaat waren voorzien, maar dat vond professor Renner van geen belang: ‘voetnoten zijn geduldig’. Ik besloot toen maar het gesprek met deze lakei uit de ergste categorie te beëindigen.

Op internet vond ik snel antwoord voor Renners ophemelen van de Familie. Een paar jaar eerder was hij benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. De lintjesregen die eind april weer op ons afkomt, zal vast weer nieuwe lakeien opkweken.

Dit stukje verscheen ook als column in De Republikein, nummer 2, april 2021

The Crown, een Netflixserie over de Britse koninklijke familie, trekt drommen kijkers. Soms is het lastig uit te maken wat werkelijkheid is of fictie. De mensen die de serie bevolken zijn echt.

Wie kent niet koningin Elisabeth, prins Philip, Lady Di of een type als Margaret Thatcher? Het verhaal dat Netflix ons voorschotelt is echter deels fictie en dus niet historisch verantwoord. Het is ‘factie’, de stijl waarvan ook thrillerauteur Tomas Ross zich bedient: de personen zijn echt maar de gebeurtenissen zijn deels ontsproten aan de fantasie van de schrijver.

Ik heb er geen moeite mee, maar de Britse minister van Cultuur zou het liefst ingrijpen en iedere aflevering van The Crown voorzien van een waarschuwing dat het verhaal historisch niet klopt. Jonge kijkers die Lady Di of mevrouw Thatcher niet zelf hebben meegemaakt, zouden daarmee gebaat zijn.

Zo’n waarschuwing heeft wel wat, tenminste als je haar breed toepast. Elke keer als een lid van ons koningshuis – of voor mijn part de hele koninklijke familie – in het nieuws komt, wordt het bericht voorzien van een waarderingsteken. Iets in de zin van ‘waar’, ‘twijfelachtig’ of ‘kolder’. De waardering laten we over aan de Dienst Beoordeling Koningshuis (DBK). Zo leert de doorsneeburger dat niet alles wat de royals doen groots, interessant of bijzonder is. Integendeel. Als ze wat doen – ook wanneer ze de boel belazeren – waarderen we dat met een opgestoken duim, een frons (halve waarheid) of een pinocchio-teken wat staat voor leugen of ‘kolder’. We zouden zelfs de afbeelding van de koning, Máxima of over wie het ook maar gaat, een lange neus kunnen meegeven.

Amalia is een lastig geval. Als ze na haar achttiende maandelijks 125.000 euro gaat incasseren, verdient dat afkeuring. Maar het klopt wel want de Tweede Kamer heeft het bedrag, hoe bizar ook, goedgekeurd. Voor zo’n situatie die je overigens vaak in een monarchie aantreft – wel waar, maar niettemin volslagen idioot – moeten we nog een symbool ontwikkelen. Misschien via een prijsvraag?

Ander geval: Máxima sprak met het bestuur van Koninklijke Horeca over de misère die corona in de branche aanricht. Máxima kan absoluut niets voor hen doen, maar dat doet er niet toe. Het bestuur was blij met haar bezorgde glimlach en haar luisterend oor. In feite is het natuurlijk volksverlakkerij. De media (de NOS voorop) berichten erover en suggereren dat mevrouw iets voor de bedrijfstak kan betekenen. Nee dus. Een frons lijkt hier op zijn plaats.

Wat doen we met al die werkbezoeken van het koninklijk paar? Of met hun dolenthousiast geklap, afgelopen voorjaar, voor de mensen in de zorg? Vooruit, een duim voor hun applaus. Wát een empathie. Maar hoe zit het met hun werkbezoeken, die van hun belangstelling blijk moeten geven en die tegelijkertijd benadrukken hoe fantastisch hun empathisch vermogen en hun betrokkenheid is?

Die bezoeken zijn overbodig. Erger nog: als de koning een overwerkte afdeling in een ziekenhuis bezoekt waarvan het personeel radeloos is vanwege de extreme werkdruk, wordt alles stilgelegd. De koning komt! Complete afdelingen worden gesloten, straten in de omgeving afgezet en het overwerkte personeel in rotten van vier opgesteld om Zijne Majesteit te verwelkomen. Dat verdient minstens drie koldertekens op een rij.

Toen de Familie in oktober met het regeringsvliegtuig gratis op vakantie naar Griekenland toog, onderstreepte het koningspaar daarmee zijn totale gebrek aan inlevingsvermogen. En passant sprak er ook uit dat werkbezoeken vooral voor de bühne zijn. Hun videoboodschap met excuses, na terugkomst, was zo deep fake dat de leugentekens niet aan te slepen waren. Bij nader inzien is dat tekensysteem misschien geen goed idee. We weten toch wel dat vrijwel alles wat ze doen nep is.

Deze column verscheen eerder in: De Republikein, nummer 1, maart 2021

Het AD schreef vandaag (22 januari 2021):

‘Prins Bernhard heeft tegen het eind van de Tweede Wereldoorlog het Vaticaan gevraagd zijn moeder en broer, die in Duitsland woonden, in veiligheid te brengen. Hij vroeg zijn familieleden onderdak te geven op de pauselijke ambassade in Berlijn. Dat blijkt uit nieuwe openbare stukken in het Nationaal Archief.’

Een waar verhaal, maar het is niet nieuw. Het stond al in 2014 in mijn aan prins Bernhard gewijde ‘strapatsografie’ Niets was wat het leek (uitverkocht en heruitgegeven als Bernhard. Alles was anders. Onderstaande tekst is daaraan ontleend. De bronverwijzingen heb ik weggelaten.

Gedurende de hele oorlog bleef Bernhard bezorgd om zijn moeder en zijn broer op Reckenwalde.

Via allerlei contacten bleef hij toch redelijk op de hoogte van de gang van zaken. Op zijn tijd zorgde hij zelfs voor echte koffie zodat ze geen surrogaat hoefden te drinken. Koffiezendingen via het diplomatieke apparaat (en op kosten daarvan) kunnen niet door de beugel. Nederland was in oorlog met Duitsland en dan gaat het niet aan om ambtelijke diensten inspanningen ten gunste van Duitse burgers – in formele zin waren dat immers vijanden – te laten verrichten.

Begrijpelijk is het misschien wel, maar het betrachten van terughoudendheid was hier op zijn plaats geweest. De prins trok zich daar echter niets van aan. Toch staan die koffiezendingen in geen verhouding tot Bernhards pogingen om voor zijn moeder een absolute voorkeursbehandeling bij het geallieerde hoofdkwartier af te dwingen. Op een moment dat het opperbevel onder hoogspanning aan de laatste voorbereidingen voor D-day werkte, en dus wel wat anders te doen had dan zich te bekommeren om de privébeslommeringen van Bernhard.

Stukken uit het Britse Nationaal Archief illustreren op treffende wijze de genegenheid van de prins voor zijn moeder. Bernhard was vreselijk ongerust over zijn Moeder en Broeder in Duitsland (de familiebetrekkingen van ZKH werden in officiële stukken consequent met hoofdletters geschreven).

Het was in april 1944 al duidelijk dat de Russen het gebied bij Reckenwalde zouden bezetten. Bernhard vreesde dat de Sovjets zijn Moeder niet met het verschuldigde respect zouden behandelen. Of het geallieerde hoofdkwartier maar wilde regelen dat zijn Moeder en Broeder na de wapenstilstand onmiddellijk van de Russische naar de Britse zone werden overgebracht.

Bernhards verzoek viel niet in goede aarde. Het werd zelfs als zo onredelijk beschouwd dat het niet voor ook maar een ‘moment overwogen zou moeten worden’. Het was een puur particuliere aangelegenheid en aangenomen mocht worden dat ook Bernhard begreep dat zoiets gewoon niet kón. En zelfs áls hij dat niet begreep, dan mocht toch op zijn minst van hem worden verwacht dat hij zijn verzoek niet op de onbeschaamde manier had mogen indienen zoals hij had gedaan.

Er waren veel Nederlanders met familie in Duitsland die ook wel een voorkeursbehandeling wilden. Alleen al vanwege de precedentwerking was inwilliging ongewenst. En dan alle formaliteiten die eraan vastzaten: de zaak kon immers niet zonder officiële toestemming van de Russen worden afgewikkeld, en ook de Amerikanen zouden moeten worden ingelicht. Als Bernhard wat voor zijn moeder wilde doen, moest hij dat maar zelf met de Russen regelen.

Bernhard begon toen het Vaticaan lastig te vallen met zijn Moeder en Broeder. Het Vaticaan was tijdens de oorlog officieel neutraal en tegen bemiddeling van neutrale staten kan nauwelijks bezwaar worden gemaakt. Integendeel. Het probleem was echter dat Bernhard ook in dit geval alle terughoudendheid (niet zijn fort) uit het oog verloor, en opnieuw het Nederlandse apparaat voor zijn karretje spande. Daarnaast is hij begin juni en nogmaals begin juli 1944 persoonlijk bij paus Pius XII op bezoek geweest. De Quay (de latere premier) maakt in zijn dagboekaantekening van 6 december 1944 wederom melding van een bezoek aan het Vaticaan, maar niet uitgesloten is dat hij op een van de zomerbezoeken duidde. Het dagboek is daarover niet helder.

Het is niet onmogelijk dat Bernhards bezoek aan Rome ook te maken heeft gehad met de diplomatieke betrekkingen van Nederland met de Heilige Stoel. Die waren sinds 1926 verbroken, maar in augustus 1944 had Nederland weer een gezant bij het Vaticaan. De kerkstaat was de Nederlandse regering in ballingschap tijdens de oorlog regelmatig van dienst:

‘Zo verzorgde men het contact met Japan om via de bisschop van Batavia maandelijks vijftig duizend dollar voor de Nederlandse bevolking over te maken. Verder was er de omstandigheid dat het Vaticaan zorgde voor het brief-contact van Prins Bernhard met zijn naaste familie in Duitsland, een zaak die meetelt, maar waarvan men overigens geen gebruik kon maken in besprekingen.’

Men begreep dus drommels goed dat wat Bernhard van Buitenlandse Zaken en de diplomatieke dienst wilde over de schreef ging. Maar van enige tegenstand was geen sprake. Opdrachten en suggesties werden als het ware blind opgevolgd.

In september 1944 verzocht Bernhard minister Van Kleffens van Buitenlandse Zaken stappen te ondernemen bij het Vaticaan teneinde ‘indien enigszins mogelijk, in het belang hunner veiligheid te bereiken dat Moeder en Broeder terstond hun intrek nemen bij nuntius Duitschland en daar voorlopig te blijven.’ Van Kleffens leidde daaruit af ‘dat van bedoelde nuntius [ Berlijn] initiatief moet uitgaan teneinde hen bij zich te krijgen.’ De minister spoorde aan haast te maken met de kwestie. Helaas. De pauselijke gezant in Berlijn had zijn eigen problemen en kon ‘tot zijn leedwezen’ geen gastvrijheid bieden aan Armgard en Aschwin. Oorzaak was de ‘gebrekkige behuizing’. Maar de nuntius werd ook tegengewerkt door Duitse autoriteiten. Hij gaf echter wel in overweging ‘Zwitsersche en Zweedsche Gezanten te doen verzoeken in overleg met Nuntius te bestudeeren, hoe het beste geholpen zou kunnen worden.’

Vermoedelijk had dat succes want in januari 1945 verhuisde Armgard van Reckenwalde naar Bad Driburg, hemelsbreed zo’n tweehonderd kilometer van de Nederlandse grens. Bernhard hoorde het goede nieuws van zijn vriend Fritze, die het op zijn beurt ‘uit goed geïnformeerde Zweedsche bron’ had vernomen. Toen dit alles zich afspeelde was Armgard overigens nog de lutherse godsdienst toegedaan. Na de oorlog bekeerde ze zich tot het katholicisme.

In de derde week van april zag Bernhard eindelijk zijn moeder, Aschwin en Pantchoulidzew terug. Hij zou met een klein toestel naar ze toe zijn gevlogen en een spectaculaire landing op het gazon voor het huis hebben gemaakt. Al eerder had hij een vergeefse poging gedaan om Mutti over land te bezoeken, maar zou toen bij Paderborn (ongeveer twintig kilometer van Bad Driburg) zijn onthaald op een ‘kogelregen uit mitrailleurs’. Bliksemsnel wist hij zijn auto te keren ‘en gaf vol gas’. Nog geen twintig meter van waar Bernhard had omgedraaid boorde zich een antitankprojectiel in het wegdek. ‘Die keer was ik er bijna geweest,’ vertelde Bernhard zijn vriend Delmer.

Erg waarschijnlijk is dat niet, maar het is natuurlijk wel een roerend verhaal: de prins die het bezoek aan zijn moeder bijna met de dood had moeten bekopen. De slag om Paderborn woedde echter van 31 maart tot 1 april 1945. Bernhard was op 1 en 2 april in Zuid-Limburg. Omstreeks 10 april dook hij op in Twente. Als hij per jeep naar Paderborn is gereden, moet dat in die tijd zijn geweest. Op een moment dus dat de Duitse tegenstand in Paderborn allang door het Amerikaanse leger was geëlimineerd.

Niets was wat het leek is bij Just Publishers heruitgegeven onder de titel Bernhard. Alles was anders (2020)

Gezinsvakantie

Kom de Oranjes niet aan  hun vakanties. Ze hebben er recht op. Zoals ze recht hebben op alles wat hen in hun ogen toekomt en dat is veel.

 Het is niet de eerst keer dat een vakantietrip tot onrust leidt. Beatrix kreeg er in 2000 mee te maken, maar net als haar zoon Willem-Alexander in coronacrisistijd, toonde ze de mentaliteit van ‘jullie kunnen me wat, ik doe gewoon wat ik wil’.

In Oostenrijk, ze ging skiën in Lech, was juist de extreemrechtse regering van Jörg Haider aangetreden. Er ging een rilling van afschuw door Europa en ook in Nederland was er ophef.

 De FPÖ van Haider was een club met weerzinwekkende ideeën. Voor Beatrix was dat geen probleem om toch te gaan. Ze liet zich haar vakantie niet afnemen. Minister-president Wim Kok had er kennelijk – ondanks protesten van Kamerleden – geen moeite mee, want hij verklaarde de reis ‘privé’, wat de geijkte smoes is om van het gelazer af te zijn. Rutte doet dat ook. Want aan iemands privacy komen doe je niet. En al helemaal niet als het om het opperhoofd van de koninklijke familie gaat. Want de koning(in) is meer gelijk dan de overige Nederlanders.

Oostenrijkse media zagen de komst van Beatrix als een signaal dat Nederland geen moeite had met Haider en zijn standpunten. Beatrix beweerde altijd – zolang het haar uitkwam tenminste – dat ze 24 uur per dag koningin was. Nu was ze dat een week eventjes niet. Ze kwam als privépersoon skiën. Niet als Hare Majesteit. Aanvoelen wat je wel of wat je beter niet kunt doen, was haar niet gegeven. Koning Willem-Alexander evenmin.

Toen gisteren de breed gedeelde kritiek op de trip van de koninklijke familie naar Griekenland losbarstte, kreeg ik even het bizarre gevoel dat hij ongevraagd reclame maakte voor mijn Oranje Zwartboek dat deze week verscheen. Zijn gedrag sloot namelijk naadloos aan bij wat bij zijn familie altijd al voorop heeft gestaan: eigenbelang. En natuurlijk een houding van ‘wij doen wat we willen’.

Of hij met of zonder instemming van Rutte is vertrokken, weet ik niet. Maar dat Willem-Alexander – en Máxima evengoed – niet aanvoelen dat ze in deze crisistijd niet zomaar met het regeringsvliegtuig op vakantie kunnen gaan, terwijl iedereen gevraagd wordt thuis te blijven, is onbegrijpelijk. Of eigenlijk toch ook niet. Ze hebben vanwege hun positie gewoon geen idee van wat er leeft in het land. Het geroep dat Rutte de koning tegen zijn gedrag had moeten beschermen is nonsens. Zoiets hoef je een volwassen man niet bij te brengen. Hij wordt geacht dat zelf te kunnen, al blijkt dat in de praktijk niet zo te zijn.

Hun vlieggedrag, met zijn vijven in een Boeing 737, laat ik even voor wat het is. Met tracker apps kan de PH GOV sinds hun Griekse vakantie vorig jaar niet langer worden gevolgd. Het bleek dat ze toen elf maal het toestel hadden gepakt voor een tripje en dat kon zelfs de RVD niet uitleggen, laat staan verantwoorden.

Dat ze maling aan de coronaregels hebben, bleek onlangs ook nog uit een foto die opdook tijdens hun vakantie in Griekenland van nog geen twee maanden geleden. (Inderdaad, ze laten hun huisje met bootje niet verwaarlozen). Máxima, Willem-Alexander en een onbekende man stonden zij aan zij op de foto. Een Grapperhausje zullen we maar zeggen.