Berichten

 

Met een brisant voorwoord van de auteurs.

Op 5 mei 1945 begint een roerige periode in de Nederlandse geschiedenis, die wat betreft politieke manipulatie ongeëvenaard is.

Premier Beel, collaborateur van der Waals, vastgoedondernemer Zwolsman, prins Bernhard, verzetsman King Kong, crimineel Riphagen en dubbelspion Leonie Brandt spelen een rol in een reeks geruchtmakende schandalen en politieke affaires. Hoewel de landelijke pers uitgebreid onderzoek doet en zaken breed worden uitgemeten, blijft de ware toedracht schimmig.

Door een toeval raakt Willem Sanders in de naoorlogse poel van intriges, gekuip en gekonkel verzeild. Als chef van de Dienst Opsporing van het Bureau Nationale Veiligheid – voorloper van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (nu AIVD) – heeft Sanders zich maar kort kunnen handhaven. De wijze waarop hij abrupt het veld moest ruimen blijkt intrigerend.

Historici Aalders en Hilbrink schreven een boek vol smeuïge verhalen over corruptie, spionage en misdaad in het naoorlogse Nederland. Hun onderzoek naar ‘De affaire Sanders’ leest als een thriller. De werkelijkheid blijkt opnieuw spannender dan de beste fictie.

Beide auteurs schreven ieder een brisant voorwoord waarin ze vertellen hoe ze bij de publicatie van dit spraakmakende boek op allerlei manieren zijn tegengewerkt door het bestuur van het RIOD (nu NIOD), minister-president Wim Kok en natuurlijk prins Bernhard die door het dolle heen was over de bekendmaking van zijn lidmaatschap van de Duitse Nazi partij.

Prins Bernhard bleef tot aan zijn dood ontkennen. In oktober 2023 bevestigde de oud-directeur van het Koninklijk Huisarchief het bestaan van de originele NSDAP-lidmaatschapskaart in het archief van de prins. Een onomstotelijke bevestiging van het feit dat Bernhard een perfide leugenaar was.

 

Prins Bernhard was geen ‘schavuit’ maar gewoon een schurk; leugenachtig tot op het bot. Voor ons, republikeinen, is dat oude koek, maar de media raakten totaal overstuur van het oude nieuws over zijn NSDAP-lidmaatschap. De consequenties van dat gelieg over zijn naziverleden zouden wel eens ernstiger kunnen zijn dan de levenslange ontkenning een nazi te zijn geweest. Want waarom zou je een man die met de hand op de Bijbel liegt nog geloven?

Al in 1996 kwamen Coen Hilbrink en ik in de affaire-Sanders met niet minder dan vijfendertig documenten die het NSDAP- lidmaatschap van Bernhard onomstotelijk bewezen. Bernhard bleef dat feit tot zijn laatste snik ontkennen. Voor Oranjeklanten was dat voldoende. Voor het bestuur van het NIOD – waar ik toen werkte – ook, al moest het later bakzeil halen, zij het met de grootst mogelijke tegenzin.

Nu is zijn lidmaatschapskaart toch gevonden. Het ding had al die tijd in Bernhards archief gelegen. Plotseling stond alles wat Bernhard had beweerd op losse schroeven en dat is winst. Het bestuur van het Prins Bernhard Cultuurfonds (alleen al het verbinden van zijn naam met cultuur is een gotspe) vroeg zich af of de naam van het fonds ongewijzigd kon blijven. Heeft het bestuur dan al die jaren onder een steen geleefd? Inderdaad. Heel lang, maar dat is nu voorbij. Het Prins Bernhard Cultuurfonds is omgedoopt in Het Cultuurfonds.

Het CIDI vroeg zich af of er geen nader onderzoek moest worden gedaan naar de bewering dat Bernhard een miljoen gulden uit de Duitse Wiedergutmachung had losgepeuterd. Dat fonds was bedoeld voor joden die slachtoffer waren geworden van Bernhards voormalige partijgenoten, maar die de verschrikkingen van de Holocaust hadden overleefd. Een onderzoek is nergens voor nodig. Dat heb ik al gedaan. Het resultaat staat in de Republikein, nr. 2, 2008. Helaas leest niet iedereen dat blad, maar het nieuws stond ook uitgebreid in de kranten en haalde het NOS-journaal en ‘NOVA’, de voorloper van ‘Nieuwsuur’.  Ik had een geannoteerde versie beschikbaar gesteld, maar die is nooit door iemand opgevraagd. CIDI kom alsjeblieft – net als nog niet zo lang geleden het Bernhard Cultuurfonds – onder jullie steen vandaan en lees de versie met voetnoten.

Willem-Alexander beweerde onlangs, mede dankzij de publicatie van de lidmaatschapskaart, het familiearchief open te willen stellen tot 6 september 1948. De koning, zelf historicus, beweert transparante geschiedschrijving toe te juichen. Dat is mooi, maar ik ben bang dat het een loze belofte is. Het Koninklijk Huisarchief, volledig door de belastingbetaler gefinancierd, heeft de rechtsvorm van een stichting. Die valt niet onder de archiefwet en is daarom ook niet voor iedereen toegankelijk. Toegang kan alleen de voorzitter van de stichting – Willem-Alexander – verlenen. Toegang is een gunst, geen recht. Als hij zijn belofte gestand wil doen, zal het Koninklijk Huisarchief de status van Rijksarchief moeten krijgen. Dan valt het onder de archiefwet en de daarin vastgestelde normen voor toegang.

Als ik wil onderzoeken of Bernhard zich inderdaad met illegale wapenhandel in Indonesië heeft beziggehouden zou ik graag zijn papieren nalatenschap willen doorvlooien. In de overheidsarchieven is niets te vinden, zoals er vrijwel nooit iets is te vinden dat het koningshuis reputatieschade kan bezorgen.

Ik ga de koning binnenkort maar eens om toestemming vragen.

Dit artikel verscheen eerder in De Republikein, nummer 4, december 2023

Betrokken op vakantie.

Kom een Oranje niet aan zijn vakantie want die is heilig. Vakantievieren is een familietraditie waaraan niet getornd mag worden. Vanwege de ministeriële verantwoordelijkheid mogen we niet weten of ze adviezen opvolgen of in de wind slaan, maar het ziet er naar uit dat ze gewoon doen waar ze zin in hebben.

Koning Willem III was al met het vakantievirus behept. Toen een kabinet viel en zijn handtekening benodigd was voor het ontslag van ministers, was de koning spoorloos. Hij werd uiteindelijk opgespoord in Montreux, maar hij weigerde terug te keren en zei de zaak in beraad te houden. Toen zijn zoon, kroonprins Alexander, overleed verbeeld hij in een Duits kuuroord. Hij weigerde direct terug te komen. Dat had geen zin, die jongen was immers toch al dood.

Koningin Wilhelmina vierde vakantie in Zwitserland toen het bericht haar bereikte dat het kabinet had besloten een vluchtelingenkamp voor joden op de Veluwe in te richten. In haar achtertuin nota bene. Ze kwam niet terug maar schreef een brief op poten die tot gevolg had dat het kamp bij Westerbork verrees. In haar biografie Eenzaam maar niet alleen denk je soms dat ze meer op vakantie was dan aan het werk, wat overigens niet slecht zou zijn geweest voor het landsbelang.

Prins Bernhard nam zijn maîtresse Ann Orr Lewis gezellig mee op gezinsvakanties naar de wintersport. Juliana, (‘Mammie’) vond dat zó leuk vertelde Bernhard eens tegen de Volkskrant, maar die opmerking kunnen we rustig toevoegen aan zijn enorme verzameling fantasieverhalen. Toen onvoorziene gebeurtenissen enkele vakanties van Beatrix dreigden te torpederen maakte ze het zo bont dat de vergelijking met een verwend kind zich opdringt.

In 2000 wilde ze op wintersport naar Oostenrijk waar juist een ultrarechtse regering was aangetreden. Zeventien landen van de Europese Unie hadden daarop een diplomatieke boycot tegen Oostenrijk aangekondigd. Van het dringende advies van minister-president Wim Kok niet  te gaan, trok Hare Majesteit zich niets aan. Ze maakte zelf wel uit wat kon of wat niet kon. Ze beweerde weliswaar altijd, dus 24 uur per dag, koningin te zijn, maar dat was nu even niet aan de orde. Haar vakantie was namelijk voor deze ene keer als strikt privé te beschouwen. Ze ging.

In 1999 trad de Maas buiten zijn oevers en kwamen delen van Limburg blank te staan. Het kabinet wilde dat Beatrix de ondergelopen gebieden zou bezoeken; het journaal zou het bezoek van de betrokken koningin uitgebreid in beeld brengen. Beeldvorming is tenslotte alles. Maar Beatrix had er geen zin in want uitgerekend op die dag zou ze vertrekken naar haar vakantieverblijf in Italië. Er is behoorlijk druk uitgeoefend om haar reis een paar uurtjes uit te stellen. Haar vakantie een dagje later te laten ingaan bleek onbespreekbaar.

Het moet gezegd dat Beatrix zich zonder problemen naar de vliegramp in de Bijlmer (oktober 1992) en de vuurwerkramp in Enschede (mei 2000) begaf om zich professioneel ‘geschokt’ te tonen. Er stonden geen vakanties gepland.

Bij Willem-Alexander gaat het niet anders. Zijn reisje naar Griekenland in coronatijd kent iedereen. Op 15 juli 2021 kon hij pas na de grootst mogelijke moeite worden overgehaald het door hevige regens getroffen Limburg te bezoeken. Steden en dorpen stonden blank. Maar ja, het bezoek aan Valkenburg stond zijn vakantie, de daaropvolgende dag, vervelend in de weg. Op de avond van diezelfde dag stond Nederland op zijn kop vanwege de moordaanslag op Peter R. de Vries. De koning zou als staatshoofd toch moeten bedenken dat uitstel van vakantie dan voor de hand ligt. Maar Willem-Alexander ziet slechts een boze buitenwereld die zijn vakantie wil dwarsbomen. Uiteindelijk ging hij toch naar Limburg, maar de tegenzin droop er af.

Eerder op de dag had hij met de waarnemend Commissaris van de koning in Limburg Johan Remkes gebeld om zijn steun te betuigen. Vermoedelijk heeft Remkes hem op het hart gedrukt zich te laten zien in het rampgebied. Dat drong maar moeizaam door want pas tegen de avond verschenen hij en Máxima in Valkenburg met gezichten die een immens medeleven moesten suggereerden. Limburg trapte er niet in en hij kreeg veel kritiek. Willem trok zich daar, een dag later en veilig ver weg in zijn Grieks vakantieparadijs, niets van aan.

Vakantie en onvoorziene gebeurtenissen; het is alsof de duvel ermee speelt. Toen Willem-Alexander in februari 2022 met skivakantie ging, brak de oorlog in Oekraïne uit. Als een acute crisis van dat kaliber uitbreekt hoor je als staatshoofd niet met vakantie te gaan. Maar ja, die is natuurlijk wél heilig. Dus pakte hij het regeringsvliegtuig en vloog naar Oostenrijk. Niet dat thuisblijven praktisch wat zou hebben uitgemaakt maar hij gaf met zijn vertrek een verkeerd signaal: niet betrokken. Op de site van het koninklijk huis betuigden hij en Máxima wel hun intense papieren medeleven:

‘Ons hart gaat uit naar de bevolking van Oekraïne en naar alle getroffenen door het geweld. Wij leven intens mee met de mensen daar en met de Oekraïense gemeenschap in Nederland, die in angst verkeert om het lot van familie en vrienden.’ Vanuit Lech. Proost!

Toen de vakantie erop zat besloot Willem-Alexander te laten zien hoe betrokken hij wel niet was en nodigde een groepje mensen van de Oekraïense gemeenschap in Nederland uit te komen praten over de situatie in hun land. De koning en de koningin waren ‘ontroerd’ door de ontmoeting en dat waren hun gasten eveneens. Het staatsbezoek aan Griekenland werd in verband met de oorlog wél probleemloos uitgesteld, maar toen stond er geen vakantie gepland.

Hoeveel weken vakantie heeft de koning, of liever gezegd neemt hij er per jaar? Als we de lege plekken in zijn publiek toegankelijke agenda bekijken komen we uit op een weekje of vijftien. Een paar maanden in de zomer, een kleine maand rond oud en nieuw, twee weken skivakantie in Lech en dan nog eens een paar weekjes rond Pasen. Daar staat tegenover dat hij in theorie als staatshoofd permanent in functie is, maar dat is puur symbolisch. Verantwoordelijkheid draagt hij niet; die ligt bij de minister-president die ook permanent in functie is en die voor zichzelf én de koning verantwoordelijkheid draagt.

Hij tekent tijdens de vakantie wel dringende stukken (op zijn iPad), maar dat zal hem weinig tijd kosten. Hij hoeft ze niet te lezen. Er zit altijd een korte samenvatting bij. Die kan hij lezen of gewoon overslaan. Hij zou het signeren zelfs even tussendoor op zijn speedboot kunnen doen. Als Máxima even het stuur overneemt is het binnen een paar minuten gepiept. Maar wie weet beschikt zijn bootje van twee miljoen over een automatische piloot. En een volautomatische signeerapp. Willem-Alexander is de vakantiekoning bij uitstek.

Dit stukje is ook gepubliceerd in De Republikein, nummer 1, maart 2023

Bernhard had niets met het verraad van Arnhem te maken.

NRC kwam op 10 februari 2023 met het artikel ‘BVD-dossier over oorlogsverleden prins Bernhard zoek’. Is dat vreemd? Nee, het is helaas doodgewoon. De naam van de prins moet kennelijk nog steeds – het begon al tijdens de Tweede Wereldoorlog – worden afgeschermd en hij mag nooit in verband worden gebracht met mensen die een slechte reputatie genieten want dat zou zijn naam kunnen bezoedelen. De kliek van angsthazen en pluimstrijkers die het Hof voor alle denkbare, negatieve publiciteit wil behoeden slaapt nooit.  Als voorbeeld neem ik Chris Lindemans ofwel King Kong, de man die de geallieerde luchtlandingen bij Arnhem in 1944 aan de Duitsers heeft verraden. Bernhard had aan dat verraad part noch deel, maar dat hij en Lindemans goed bevriend waren mocht niet naar buiten komen. In mijn boek Bernhard Niets was wat het leek (onlangs herdrukt als Bernhard Alles was anders) staat het verhaal uitgebreid (met bronvermelding) opgetekend.

Het staat vast dat Lindemans – vanwege zijn krachtige bouw ‘King Kong’ genoemd – een regelmatige en graag geziene gast op Chateau Wittouck was, het hoofdkwartier van Bernhard in België nabij de Nederlandse grens. Lindemans hield zelfs schietoefeningen in de tuin van het kasteel. Door zijn contacten met de staf van Bernhard zou King Kong in staat zijn geweest de geallieerde luchtlandingen bij Arnhem op 17 september 1944 te verraden, met het bekende rampzalige gevolg. Op 15 september lichtte Lindemans de Duitsers in over Market Garden, maar die hebben niets met deze informatie gedaan. De Duitse legerleiding weigerde hem te geloven. Dat de Duitse Wehrmacht toch razendsnel op de luchtlandingen reageerde kwam omdat het Duitse leger kon putten uit troepen en tanks in het nabijgelegen Ruhrgebied.

Er is geen bewijs dat King Kong zijn informatie op het hoofdkwartier van prins Bernhard heeft verzameld; hij zou zijn kennis uit Canadese en Britse bronnen hebben geput. Op het eerste gezicht lijkt er niets aan de hand, maar Bernhard had de schijn tegen en er was meer  aan de hand. Want wat te denken van een militair hoofdkwartier waar vijandelijke spionnen in en uitwandelen en zelfs schietoefeningen in de tuin houden? Dát was niets minder dan een blamage voor de prins. Als het soms zo uitkwam overnachtte King Kong zelfs op Wittouck. Hij en de prins gingen amicaal met elkaar om.

Leugens van Bernhard
Bernhard was van verschillende kanten voor King Kong gewaarschuwd, maar goedgelovig en loyaal als hij was tegenover mensen die hij vertrouwde en als zijn vrienden beschouwde, sloeg hij die raad in de wind. Ditmaal was het niet anders. Wat wel verschil maakte was dat zijn goedgelovigheid en amateurisme (hem onder andere door verweten door generaal Montgomery) de prins ernstig in zijn geloofwaardigheid en reputatie dreigden te schaden. De beveiliging van zijn hoofdkwartier bleek van geen kanten te deugen, terwijl Bernhard zichzelf graag mocht presenteren als een professioneel inlichtingenman. Maar nog erger was dat hij op vriendschappelijke voet had verkeerd met de verrader van Arnhem. De prins was door King Kong voor aap gezet. De zaak moest voor eeuwig de doofpot in.

Tegenover zijn Amerikaanse biograaf Alden Hatch heeft Bernhard getracht zich te ontdoen van het beeld dat hij bevriend was geweest met King Kong. Logisch, want het verhaal liet zich maar niet in de doofpot stoppen. Lindemans, zo zei Bernhard tegen zijn biograaf, had ‘iets afstotelijks’ over zich. Dat kwam volgens de prins ‘omdat hij er dol op was om mensen te doden. ’Als King Kong daarover sprak ‘lichtten zijn ogen, ja, zijn hele gezicht op’. Bernhard had instinctief aangevoeld dat ‘de man niet deugde’. Daarom had hij zijn stafleden nadrukkelijk verboden (Hatch cursiveert hier de woorden van de prins )’hem iets te vertellen over onze organisatie! (…) En ik wil hem niet in huis hebben.

Gelukkig voor de prins pleegde Lindemans nog voor zijn proces zelfmoord in de gevangenis van Scheveningen. Of hij daarbij een handje werd geholpen (dat hij met andere woorden zou zijn ‘verzelfmoord’, zoals het in die dagen heette) is vaak beweerd, maar nooit bewezen. Uit de hoek van de verrader zelf viel nu niets meer te duchten, maar de prins had buiten journalisten, schrijvers en historici gerekend die de zaak regelmatig oprakelden. Niet alleen tot afschuw van Bernhard zelf, maar ook van de Nederlandse autoriteiten. Zij zaten er evenmin op te wachten dat de naam van de prins-gemaal steeds weer in verband werd gebracht met de ‘verrader van Arnhem’.

De zaak lag buitengewoon gevoelig en het wás natuurlijk meer dan pijnlijk dat de echtgenoot van het (toekomstige) Nederlandse staatshoofd midden in de oorlog samen met een Duitse spion ‘achter de wijven aan had aangezeten.’ Dat vertelde Wim Sanders mij eens tijdens een van onze vele interviews. Sanders was chef Opsporingsdienst van het Bureau Nationale Veiligheid (BNV). Het BNV was Nederlands eerste naoorlogse veiligheidsdienst en belast met het arresteren van achtergebleven Duitsers en landverraders. King Kong moest koste wat kost de doofpot in, maar dankzij de vrijheid van drukpers ging dat maar lastig. Persvrijheid is een groot goed, maar ze kan voor gezagsdragers knap hinderlijk zijn als er een affaire onder het tapijt moet worden geveegd.

Oreste Pinto en W.F. Hermans
Oreste Pinto werkte tijdens de Tweede Wereldoorlog voor Nederlandse en Britse veiligheidsdiensten. Hij kende Lindemans, maar hij had de reusachtige Rotterdammer van meet af aan gewantrouwd. Pinto was betrokken bij King Kongs ontmaskering in oktober 1944. In de zomer van 1949 werd Pinto door een Parlementaire Enquête Commissie over Lindemans ondervraagd. Bij die gelegenheid vertelde hij dat de Nederlandse regering hem had verzocht zijn mond te houden over de affaire King Kong. Hij had dat verzoek opgevolgd omdat hij volgens eigen zeggen een ‘goed Nederlander’ was. Als bewijs voor zijn uitspraak overlegde hij een brief, maar het leek de commissie niet verstandig dat epistel in het verslag op te nemen. Zijn goede vaderlanderschap weerhield Pinto er echter niet van om in 1952 Spycatcher te publiceren. In dat boek, dat in Engeland verscheen, stond een hoofdstuk over Lindemans, diens connecties met het hoofdkwartier van de prins, en het verraad van Arnhem. Al twee jaar eerder, in april en mei 1950, had Pinto in de Britse krant Sunday Dispatch een artikelenreeks geschreven over ‘de verrader van Arnhem’. Bernhards poging die publicatie te verhinderen via de zoon van Lord Beaverbrook, de eigenaar van de krant, had geen succes gehad.

De Nederlandse regering gaf opdracht een contra-artikel tegen Pinto te schrijven dat via onze ambassades ook in het buitenland werd verspreid. Als tegenoffensief boekte het weinig succes. Overigens was het al de tweede maal dat de Nederlandse regering prins Bernhard, en daarmee het aanzien van de monarchie, in de kwestie Lindemans in bescherming nam: op 5 april 1947 had het Algemeen Handelsblad een artikel gepubliceerd dat was ingefluisterd door premier L.J.M. Beel. De titel: ‘De luchtlanding bij Arnhem. King Kong was onkundig van geallieerd plan.’ De bedoeling van Beel valt al uit de titel te destilleren: Bernhard kon niets worden verweten.

In 1962 verscheen Pinto’s boek De fuik. Spionage contra spionage met daarin opnieuw aandacht voor het ‘verraad van Arnhem’. Naar aanleiding van De fuik zond de KRO in 1962 een serie tv-documentaires uit over het leven van Pinto. De geplande aflevering over King Kong heeft de ether echter nooit gehaald. Dat was te danken aan het ingrijpen van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (toen dus ook al) en een negatief advies van de directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, Loe de Jong. Voor alle zekerheid werd in die tijd ook Henk Lindemans benaderd, een broer van King Kong. Hij kreeg een telefoontje van zowel een niet nader aangeduid ministerie als de BVD met de boodschap dat het niet in het landsbelang was om de zaak ‘weer op te rakelen’. Dat zou voor sommige mensen onprettig zijn. Omdat broer Henk geen zin had in moeilijkheden, schreef hij de KRO dat hij niet wilde dat ‘King Kong’ zou worden uitgezonden. Op Pinto’s publicaties valt inhoudelijk veel af te dingen en ook zijn bewering dat Lindemans zijn informatie op Wittouck had verkregen, was onjuist. Maar daar gaat het hier niet om. Het punt was dat Bernhard King Kong gewoon niet mócht hebben gekend omdát Lindemans een verrader was.

Willem Frederik Hermans was dol op de verslagen van de Parlementaire Enquête Commissie (PEC) die het Nederlandse regeringsbeleid vanuit Londen heeft onderzocht. De PEC-verslagen behoorden jarenlang tot zijn dagelijkse lectuur en waren een onuitputtelijke bron van inspiratie. Voor zijn befaamde roman De donkere kamer van Damokles had hij veel aan de PEC te danken gehad. Maar Hermans slikte niet alles wat de PEC hem voorschotelde, en in het geval van Lindemans constateerde hij een belangentegenstelling tussen de Nederlanders en de Britten. Den Haag vond dat het verzet en het militaire bevel – dus eigenlijk de persoon van Bernhard – niet mochten worden beticht van stommiteiten en al evenmin van het ontbreken van de meest elementaire veiligheidsregels. De Britten vonden juist van wel, want als er verraad in het spel was geweest, zou dat hun nederlaag bij Arnhem in een ander daglicht plaatsen.

Hermans heeft op harde wijze moeten ervaren dat hij met zijn analyse kennelijk goed zat. In 1967 nodigde de gemeente Amsterdam hem uit een toneelstuk te schrijven. Een jaar later (april 1968) leverde Hermans zijn werk in als King Kong. Intussen had de voorloper van de NOS, de Nederlandse Televisie Stichting (NTS), Hermans gevraagd een televisiespel te schrijven. Hij besloot het toneelstuk voor Amsterdam om te werken tot een televisiespel. De hoop dat het ooit in Amsterdam zou worden opgevoerd had hij al opgegeven (‘ik had ervaring’). Hij stuurde het resultaat in augustus 1968 naar de NTS, die prompt liet weten direct met de voorbereidingen te zullen beginnen. De NTS vond King Kong ‘een goed stuk’. Maar King Kong mocht tóch niet op de buis verschijnen, zo bleek uit een brief die Hermans in april 1969 van de NTS ontving. Immers, er waren niet alleen artistieke maar ook historische normen in het geding. Die historische norm sloeg op prins Bernhard, die even sprekend in Hermans stuk werd opgevoerd. De schrijver had daarbij haast woordelijk uit de biografie van Hatch (de passage over King Kongs moordlust) en de PEC geput.

De NTS had zich voor advies tot de directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie gewend. De Jong, hoewel een bewonderaar van W.F. Hermans, liet weten de visie van de PEC te onderschrijven. Bernhard had dus ook volgens De Jong ‘geen enkele persoonlijke bemoeienis’ met King Kong gehad (een standpunt dat De Jong later overigens zou herzien). De NTS vatte De Jongs antwoord op als een negatief advies. King Kong werd niet uitgezonden.

Een brug te ver
Voor prins Bernhard rees er enkele jaren later weer hoop om van zijn King Kongbesmetting af te komen. Cornelius Ryan, een Amerikaan van Ierse komaf, wilde een boek over de slag bij Arnhem schrijven. Bernhard en Ryan hadden elkaar tijdens de oorlog in Londen leren kennen. Ryan had al twee beroemde boeken in miljoenenoplages gepubliceerd: The Longest Day (over de geallieerde landingen in Normandië in 1944) en The Last Battle (de strijd om Berlijn in 1945). Zijn derde boek A Bridge too Far (1974) zou over de mislukte aanval bij Arnhem gaan. Daarin zou Lindemans onvermijdelijk aan de orde komen. Ryan vroeg de prins – per slot van rekening een oude bekende – om hulp bij zijn nieuwe project. Bernhard rook zijn kans om de zaak voor een (waarschijnlijk) miljoenenpubliek naar zijn hand te zetten. Dat kwam uitstekend uit want een poging van BVD-chef Louis Einthoven om een voor Bernhard ontlastend boek over Arnhem te laten schrijven, was net mislukt.

Bernhard mocht Ryans manuscript vóór publicatie lezen, en indien gewenst veranderingen aanbrengen. De prins vond het een ‘terrific book’. Lindemans kreeg van Ryan een uiterst bescheiden rol toebedeeld en Bernhards vriendschap met de verrader bleef keurig buiten beeld. Einthoven, die in 1961 met pensioen was gegaan, beschouwde het nog steeds als zijn taak Bernhard uit de wind te houden. Hij bemoeide zich nadrukkelijk met de research die Ryan ten behoeve van zijn boek in Nederland verrichtte. Hij spande zich zelfs in om stukken bij de Britse inlichtingendienst MI5 los te krijgen waaruit zou moeten blijken dat niet Bernhards hoofdkwartier maar Britse en Canadese bronnen King Kong van informatie over Market Garden hadden voorzien. Tevergeefs. Einthoven kreeg toen het lumineuze idee om Ryan een voor Bernhard ontlastend stuk in de Reader’s Digest te laten schrijven over de zaak Lindemans. De prins vond het een uitstekend idee. Ryan had maar weinig voor Bernhard gunstig materiaal in Nederland kunnen opdiepen; en een artikel van de befaamde auteur in het wereldwijd gelezen miljoenenblad zag de prins als een unieke kans zich schoon te wassen van alle King Kongsmetten.
Maar Ryan hapte niet en begon zelfs te klagen dat hij dankzij Bernhard zo langzamerhand meer tijd aan ‘Mr. Lindemans’ dreigde te besteden dan aan zijn eigen boek. Dat was niet de bedoeling. Het zo vurig gewenste artikel kwam er niet. De wereld werden vermoedelijk nieuwe, welbewust uitgedragen leugens bespaard.

Een lijfwacht van leugens
Helaas voor Bernhard dreigde vrijwel tegelijkertijd de Britse auteur Anthony Cave Brown roet in het eten te gooien met zijn Bodyguard of Lies; een boek over de rol van spionage in de Tweede Wereldoorlog. Brown baseerde zich met betrekking tot de luchtlandingen bij Arnhem (operatie Market Garden) op een document van de Amerikaans geheime dienst, het Office of Strategic Services (OSS). Daarin stond Bernhards goede trouw weliswaar niet ter discussie, maar er werd wel opgemerkt dat de prins zich gewoonlijk omgaf met adviseurs van twijfelachtig allooi. Zoals een zekere Chris Lindemans, ‘die door de prins aangenomen werd als zijn vertrouwelijke raadgever en later een nazi-agent bleek te zijn.’

De keuze van Lindemans was voor de OSS het harde bewijs van Bernhards ‘onvermogen om betrouwbare en loyale medewerkers te kiezen’. De prins en zijn advocaat, geassisteerd door twee historici, wisten van Brown en zijn uitgever de toezegging af te dwingen dat de passage over Bernhard en King Kong in de volgende druk zou worden geschrapt. De Jong van het RIOD was een van de twee geraadpleegde historici. Toen Igor Cornelissen van Vrij Nederland het boek op Oorlogsdocumentatie kwam raadplegen, vond hij al spoedig de directeur tegenover zich, die het ‘zijn plicht als directeur’ achtte om de journalist erop te wijzen dat de bewuste passage in de volgende druk zou worden gewijzigd. Dat is inderdaad gebeurd. Het exemplaar op het RIOD werd later aangevuld met een kopie van de herziene tekst. Overigens moet de titel van Browns boek, Bodyguard of Lies, Bernhard hebben aangesproken. De schrijver refereerde aan een uitspraak van Churchill uit 1944, toen die tegenover Stalin opmerkte: ‘In oorlogstijd is de waarheid zo kostbaar dat ze altijd moet worden omringd door een lijfwacht van leugens.’ Bernhard en de verantwoordelijke ministers wensten zich echter duidelijk niet te beperken tot tijden van oorlog.

In 1986 zorgde King Kong opnieuw voor opschudding. Twee journalisten van het Haarlems Dagblad wierpen de vraag op of King Kong wel op de Rotterdamse begraafplaats Crooswijk begraven lag. Geruchten wilden dat hij met hulp van geheime diensten naar Zuid-Amerika was uitgeweken. Op grond van de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB) eisten en kregen de beide journalisten inzage in vertrouwelijke stukken over Lindemans die bij de BVD lagen. King Kong was weer helemaal terug van weggeweest. Het graf van Lindemans ging open, maar alleen al het formaat van het skelet liet er geen twijfel over bestaan dat hij wel degelijk rustte waar hij verondersteld werd te liggen.

De Jong was vanzelfsprekend weer betrokken bij de nieuwe opschudding rondom Lindemans. In 1980 had hij in zijn Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog al aangegeven dat de prins nauwer bij Lindemans betrokken was geweest dan hijzelf altijd had beweerd. De Jong gaf toe zich op enkele punten te hebben vergist en betuigde tegenover Hermans ruiterlijk zijn spijt. De schrijver had, zo liet hij Hermans in een brief weten, enkele aspecten van de zaak intuïtief beter aangevoeld dan hij, de historicus, en in de brief die hij destijds ‘te goeder trouw’ aan de NTS had gestuurd, hadden dingen gestaan die hij niet langer voor zijn rekening kon nemen. De kern van de zaak was, zo begreep ook nu De Jong, dat Lindemans een graag geziene gast op het hoofdkwartier van Bernhard was geweest. Dát, en niet het eigenlijke verraad, had de prins steeds opnieuw de boom in gejaagd.

Opnieuw trammelant
Na al dit publicitaire geweld in 1986 leek de zaak voorgoed tot een einde te zijn gekomen. Maar dat Bernhard nog steeds woedend kon worden als King Kong weer in zijn leven opdook, bleek tien jaar later bij de publicatie van de Affaire-Sanders. Spionage en intriges in herrijzend Nederland waarin Coen Hilbrink en ik zijn NSDAP-lidmaatschap onthulden. Dat ook King Kong in het boek aan de orde kwam, was de prins aanvankelijk even ontgaan. Maar toen dat besef medio december 1995 doorbrak, trok hij alle registers open om te voorkomen dat zijn relatie met de spion én de bedenkelijke security op Wittouck opnieuw in de publiciteit zouden komen. Niet dat het boek op dat punt nieuws bevatte. Het punt was slechts dat enkele passages Bernhard in het verkeerde keelgat waren geschoten. In ons boek constateerden we dat de geallieerde inlichtingendiensten Bernhard bij zijn aankomst in Londen in mei 1940 argwanend hadden bejegend. Ze vertrouwden hem als ex-Duitser niet. Vier jaar later bleek dat wanvertrouwen in zeker opzicht gerechtvaardigd: ‘niet omdat hij een Duitser was, maar omdat zijn hoofdkwartier zo lek als een mandje bleek te zijn en een aanfluiting uit oogpunt van beveiliging en professionaliteit.’ Dat stak. Dus belde Bernhard met de directeur van het RIOD (mijn werkgever) om aanpassing van de tekst te eisen.

Toen het instituut (na ruggenspraak met Den Haag) niet op Bernhards eis inging, wendde de prins zich rechtstreeks tot minister-president Wim Kok. Via een kort geding wilde hij zijn gelijk halen en de passage laten schrappen waaruit bleek dat hij eigenlijk maar een knullige spion was geweest. Maar Kok voelde niets voor heisa in de rechtszaal. Het zou bovendien kansloos zijn geweest want de feiten in de gewraakte zinnen waren al eerder (ongestraft) door andere historici vermeld. Toch liet de premier zich door de prins voor een boodschap op pad sturen. Op 22 december 1995 bereikte een brief van Kok per koerier de voorzitter van het RIOD. Een vakantiekracht bracht de ijlbrief per taxi naar het woonadres van de voorzitter. Aanleiding voor de brief was dat Bernhard had beweerd dat het RIOD de passage over King Kong had achtergehouden. Dat was niet waar. Dat hij alleen de paragraaf over zijn NSDAP-lidmaatschap had gelezen kon het RIOD niet worden aangerekend. Bernhard probeerde behalve premier Kok ook het RIOD rechtstreeks onder druk te zetten met telefoontjes. Zo wist hij er toch nog uit te slepen dat aan een voetnoot bij de King Kongparagraaf enkele regels werden toegevoegd. Niets essentieels, maar het kalmeerde in ieder geval het prinselijke gemoed.

Bernhard heeft zich er nooit bij neergelegd. In zijn ‘Ik acht het mijn plicht; open brief van Prins Bernhard’ in de Volkskrant komt hij in februari 2004 nogmaals op Kink Kong terug (Bernhard overleed in december van dat jaar). Aan de hand van zijn agenda ‘bewijst’ de prins dat hij Lindemans pas op 22 september 1944 voor het eerst had ontmoet. Dus pas ná de landingen bij Arnhem. Dat is onzin, zoals uit de bestaande literatuur onweerlegbaar naar voren komt. Maar het ging ook helemaal niet om het verraad. Alles draaide erom dat Bernhard Chris Lindemans, de verrader goed had gekend en dat kon absoluut niet.

Het is onvoorstelbaar welke inspanningen verschillende kabinetten zich hebben getroost dat feit in de doofpot te stoppen.

 

 

 

Majesteit,

Went het al een beetje daarboven? Vast wel, want u ben bent nu immers bij de Allerhoogste in wiens naam u over het Verenigd Koninkrijk regeerde. Uw heengaan kwam gezien uw leeftijd niet onverwacht, maar de reacties op uw dood waren naar mijn bescheiden mening wat overtrokken. Vond u zelf die tiendaagse rouwperiode ook niet een tikkeltje overdreven? Soms waande ik me in Noord-Korea waar demonstratief rouwen bij overlijden van het staatshoofd verplicht is. Onder streng toezicht van de rouwpolitie verdronk ook uw koninkrijk in tranen, al werd het zo zoetjesaan toch tijd dat u ook de weg ging die al uw voorouders zijn gegaan.

Zeventig jaar lang was u de discretie zelve met als gevolg dat we praktisch niets van u weten. U hield uw mening voor zich, zoals het hoort in een monarchie. Aan dat principe hebt u zelden getornd. We droegen een wereldberoemde vrouw ten grave van wie eigenlijk niemand wist wie ze was. U zou een geweldig gevoel voor humor hebben gehad. Dat geloof ik graag, maar de grapjes die ik hoorde waren zo flauw dat ze – indien u geen koningin was geweest – volstrekt onopgemerkt waren gebleven. Maar ja, als we niets mogen weten van uw ideeën en u zichzelf verbood om ook maar één opmerkelijke uitspraak te doen, is ieder grapje meegenomen.

Uw foto bij de begrafenis van uw echtgenoot vond ik ontroerend. Boris Johnson had strenge coronaregels uitgevaardigd. Ze golden voor iedereen (u incluis) behalve voor hemzelf en zijn naaste medewerkers. Wat een mazzel dat u Boris nog mocht zien aftreden, maar wat moet het afschuwelijk zijn geweest die Liz Truss in de maag gesplitst te krijgen.

U was nog niet overleden of het ging direct al mis met Truss. Ik neem aan dat u God hebt toevertrouwd haar graag een schop onder haar ass te hebben willen geven.

Het moet me van het hart dat ik weinig vertrouwen heb in uw opvolger. Recentelijk werd Charles ervan beticht miljoenen aangenomen in ruil voor gunsten. Die steekpenningen zouden zijn bedoeld voor goede doelen, maar smeergeld blijft smeergeld. Prins Bernhard deed exact hetzelfde met een miljoen van Lockheed. Hij beweerde dat aan het Wereld Natuur Fonds te hebben geschonken.

U kunt hem, vrees ik, niet raadplegen, want ik neem aan dat Petrus op last van God Bernhard onverwijld heeft doorgestuurd naar de strafafdeling, exclusief gereserveerd voor corrupte prinsen.

Geniet van uw eeuwige rust,

Gerard Aalders

 

‘Hemelpost’ werd gepubliceerd in HP/DeTijd, december/januari 2022/2023

Bernhard grijpt in.
Tijdens een recent interview vroeg NRC het Hoofd Onderzoek van het NIOD of het koningshuis zich wel eens met onderzoek van het instituut had bemoeid. ‘Nee, niet echt’, antwoordde Het Hoofd tegen beter weten in. Hoezo ‘niet echt’? Als prins Bernhard het NIOD onder druk zet en bovendien de minister-president voor zijn karretje spant om publicatie van een boek te dwarsbomen, is er sprake van directe bemoeienis. Pijnpunt was dat ik in De affaire-Sanders harde bewijzen voor Bernhards lidmaatschap van de Duitse nazipartij had aangedragen.

NRC wees Het Hoofd erop dat ik in Het Instituut (2019) had beschreven hoe het NIOD was gezwicht voor de druk van Bernhard. Het Hoofd antwoordde dat hij ‘grote vraagtekens’ bij mijn weergave zette; ‘verder wil ik er niet te veel over zeggen.’ Toen Het Instituut uitkwam weigerde hij ook al commentaar met de smoes dat het in strijd zou zijn met de ‘privacy’. Dat Het Hoofd er niets over kwijt wilde, had alles te maken met zijn eigen, niet fraaie, rol in de kwestie.

Ook het bestuur van het NIOD, met daarin prominenten als historicus Jan Bank en de ‘vader’ van het CDA, Piet Steenkamp, heeft zich wel degelijk laten koejeneren door het koningshuis. De affaire-Sanders kwam een jaar later uit dan gepland omdat het bestuur geen noemenswaardig verzet bood tegen de druk van Bernhard. En passant werd zo ook de wetenschappelijke onafhankelijkheid van het NIOD te grabbel gegooid.

Leugenaar
Bernhard bleef zijn NSDAP-lidmaatschap hardnekkig ontkennen. Hij was woedend dat ik met hard bewijs kwam dat hem als leugenaar ontmaskerde. Je mag van het bestuur van je eigen instituut verwachten dat het zich achter zijn onderzoeker opstelt, maar het tegendeel was het geval. De boodschapper kreeg de schuld; de dader ging vrijuit.

De uitgave werd opgeschort omdat een grondige revisie van het manuscript noodzakelijk zou zijn. Opeens – met dank aan Bernhard – was de inhoud niet langer wetenschappelijk verantwoord en bovendien zou het boek mank gaan aan slechte onderbouwing. Dat de toenmalige directeur het manuscript met een enthousiaste brief bij het bestuur had aanbevolen – dat volgens het protocol toestemming voor publicatie moest geven – deed er niet meer toe. Dat de directeur zo impliciet geschoffeerd werd nog minder. Tegenover de buitenwereld beweerde het NIOD dat de auteurs (ondergetekende en co-auteur Coen Hilbrink) zwoegden om de tekst aan te passen. Dat was pertinente onzin, maar als het om Bernhard ging, was geen smoes te gek.

Steenkamp heeft nog tevergeefs geprobeerd uitgeverij SDU te bewegen het boek terug te trekken. Dat was weliswaar vervelend voor de auteurs maar die kwamen er vast wel overheen. Bernhard moest worden ontzien; hij had een broze gezondheid, die hem overigens niet belette de directeur en Het Hoofd telefonisch te belagen.

NSDAP
De situatie werd nog grimmiger toen Bernhard Wim Kok bewoog zich met de kwestie te bemoeien. Afzien van publicatie was wegens ophef in de pers geen optie meer. Dat zou neerkomen op censuur en daar doen we in dit land niet aan. Aan de tekst van het boek is uiteindelijk vrijwel niets veranderd. Op verzoek van het bestuur heb ik slechts toegevoegd dat veel leden van de Duitse adel, evenals Bernhard, NSDAP-lid zijn geweest. Overbodig, maar niet in strijd met de waarheid. De bedoeling was uiteraard dat die ‘verzachtende omstandigheid’ zijn lidmaatschap in een iets milder daglicht plaatste.

Dat het NIOD tot tweemaal toe heeft geweigerd op Het Instituut te reageren is alleszins begrijpelijk. Het is namelijk gebaseerd op brieven, memo’s en rapporten die intern over de kwestie zijn geschreven. Er viel niets te ontkennen en zelfs de gruwelijke standaardzin van de hedendaagse communicatie-experts ‘zich niet in de situatie te herkennen’ was geen optie. Dan maar liever geen commentaar.

Deze column verscheen eerder in De Republikein, nummer 3, september 2022.

In strijd met de Grondwet

De vlucht van Wilhelmina was behalve in strijd met de Grondwet een geschenk uit de hemel voor de Duitse troepen. Anders dan de vorstin ons later wilde doen geloven was haar vertrek tot in de puntjes voorbereid.

De koninklijke familie vluchtte al enkele dagen na de Duitse overval naar Engeland. Juliana en haar twee dochters vertrokken eerst, een dag later gevolgd door Wilhelmina en het gehele kabinet. Twee dagen voor het uitbreken van de oorlog, op 10 mei 1940, had prinses Juliana nog beweerd dat zij en haar familie nooit zouden vluchten als er gevaar dreigde. Oranjes lieten het land niet in de steek. In feite hebben ze niet anders gedaan, zodra er gevaar dreigde: Willem de Zwijger en stadhouder Willem V, de vader van koning Willem I, kozen in respectievelijk 1567 en 1795 ook al het hazenpad en zelfs ten tijde van Troelstra’s vermeende revolutiepoging in 1918 stond het vluchtkoffertje van Wilhelmina en haar dochter klaar. Hier werd een eeuwenoude traditie voortgezet.

Verraad
Een groot deel van de bevolking toonde zich verbitterd over haar vlucht. Portretten van de koningin werden bij het vuilnis gezet en koninklijke ridderordes weggegooid. Velen vonden het een schande dat de Koninklijke Familie was gevlucht, terwijl soldaten nog hun leven waagden in de strijd tegen de Duitsers. De vlucht van koningin Wilhelmina was slecht voor het moreel. Velen hadden er maar een woord voor: verraad. Wilhelmina heeft dat naderhand pas aangevoeld. In haar autobiografie, Eenzaam maar niet alleen, die ze na de oorlog schreef, beweert ze dat ze het liefst samen met haar soldaten in de strijd tegen de ‘Moffen’ was gesneuveld. Maar ja, alles was anders gelopen dan ze had gedacht. Ze was zich ‘ten volle bewust’ van de ‘verbijsterende indruk’, die haar vertrek had gemaakt, maar ze had het gedaan omdat het landsbelang het eiste. Uitsluitend daarom – en daarom alleen – had ze zich verplicht gevoeld te vertrekken. Als mensen er schande van spraken dan moest dat maar. Ze had slechts gedaan wat ze als haar plicht zag: Nederland ontvluchten om het vanuit Londen te kunnen bevrijden.

Wilhelmina was geschrokken van de reacties op haar vlucht. Ze was gewend dat het volk alles van haar accepteerde en wat ze deed toejuichte. Het was zaak haar geschonden imago weer op te poetsen. Dat is uitstekend gelukt, dankzij een rammelend verhaaltje dat de Oranje-aanhang – weer helemaal getrouw de traditie – gretig slikte. Wilhelmina liet zich per auto naar Hoek van Holland brengen. De dappere Juliana die had beweerd nooit te zullen vluchten, zat toen al hoog en droog met Bernhard en haar beide dochters in Londen.  Tot haar verrassing zag Wilhelmina bij aankomst in de Hoek een Engelse torpedobootjager, de H.M.S. Hereward, aangemeerd liggen. Klaar voor vertrek.

De vraag is natuurlijk of die boot daar inderdaad zomaar lag – zoals Wilhelmina suggereert – of dat die door de Britse regering was gestuurd om haar op te halen. Dat laatste was het geval. Documenten uit Britse overheidsarchieven laten zien dat haar vlucht naar Engeland was voorbereid.

Zeeland

Hare Majesteit ging aan boord van de Hereward – die lag daar toch maar te liggen – en ze vertelde de kapitein dat ze naar Zeeland wilde. Dwars door de mijnenvelden heen. De kapitein vond het blijkbaar volstrekt normaal dat hij plotseling de Nederlandse koningin aan boord kreeg, die hem op de koop toe ook nog bevelen gaf.

Eenmaal onderweg wilde Wilhelmina contact opnemen met de commandant van de troepen in Zeeland, maar de kapitein verbood dat. Het was tegen zijn instructies. Ze heeft nog indringend op hem ingepraat, maar de kapitein bleef onverbiddelijk. ‘Goede raad was duur’, herinnerde Wilhelmina zich in Eenzaam maar niet alleen. Terug naar Hoek van Holland kon niet (waarom wordt niet duidelijk), maar ze kon evenmin door naar Zeeland. Toen besloot ze om maar gelijk naar Engeland over te steken. Volgens Wilhelmina mocht de kapitein haar volgens zijn instructies wel naar Engeland brengen, maar niet naar Zeeland. Dat impliceert dat de kapitein wel degelijk zijn orders heeft gehad en dat de Hereward niet toevallig in Hoek van Holland lag aangemeerd, zoals Wilhelmina ons probeert wijs te maken.

Dubbele bron
Thijs Booy, persoonlijk secretaris van Wilhelmina, heeft het vluchtverhaal ook beschreven in zijn boek De levensavond van Wilhelmina. Dat komt geheel overeen met dat van Wilhelmina. Mooi, een dubbele bron. Het verhaal van de koningin zal dus wel kloppen? Nou nee.
Booy was er zelf niet bij in 1940. Hij trad pas in 1953 bij Wilhelmina in dienst. Alles wat Booy over de koningin schrijft van vóór 1953 komt vrijwel zeker rechtstreeks uit de koker van zijn bazin. Hij trad ook op als ghostwriter bij Eenzaam maar niet alleen, dus hij kende haar verhalen uit den treure.

Wilhelmina had enorm moeite met schrijven, weten we van Booy; haar spelling beheerste ze evenmin vlekkeloos. Booy wel, en bovendien kon hij aardig vertellen. Tenminste, als je bereid bent zijn gedweep met zijn werkgever voor lief te nemen.
Volgens Booy zou Wilhelmina nooit een voet aan boord van het Engelse schip hebben gezet, als ze had geweten dat ze in Engeland terecht zou komen. Na aankomst in Harwich had ze geweigerd door te reizen naar Londen. Vanuit die kustplaats kon ze immers gemakkelijk weer snel terug naar Nederland om haar volk bij te staan, want dat was haar plan (beweerde ze).
Haar begeleiders hebben haar bij wijze van spreken de trein naar Londen in moeten sleuren. Het klinkt allemaal niet overtuigend. Eerst een klaarliggende boot in Hoek van Holland en dan plotseling ook nog een klaarstaande trein naar Londen, waar ze wordt opgewacht – alweer toevallig – door een erewacht om haar te verwelkomen. Het is allemaal té toevallig om nog toeval te kunnen zijn.

Maar er is meer: de particulier secretaris van Wilhelmina, François Van ’t Sant, heeft ruim op tijd uitgebreide voorbereidingen voor een snel vertrek naar het buitenland getroffen voor het geval Nederland zou worden aangevallen. Lange tijd was Bordeaux in Frankrijk het reisdoel, maar tenslotte zou het Engeland worden. Het staat eveneens vast dat Wilhelmina Van ’t Sant opdracht heeft gegeven haar in ballingschap te volgen, als het zover mocht komen. Financieel had ze haar vlucht ook voorbereid, zodat ze in ballingschap niet op een houtje hoefde te bijten. Kortom: Wilhelmina is met voorbedachten rade en volgens een voorbereid plan gevlucht.

 

Gruwelijke tijd
Als we Booy mogen geloven, brak er in Londen een gruwelijke tijd voor Wilhelmina aan. Ze had weliswaar nooit in een gevangenis of concentratiekamp gezeten, noch honger of kou geleden en al helemaal niet in de vuurlinie aan het front gevochten. Maar toch, beweert Booy, had ze tijdens de oorlog van alle Nederlanders het zwaarst geleden. Ze had zich zó ingeleefd in de vreselijke omstandigheden van haar landgenoten, zó onvoorstelbaar intens meegeleefd dat het leed van haar landgenoten haar eigen, persoonlijke leed was geworden. Daarom keerde ze volgens Booy naar Nederland terug ‘met duizenden doden op haar rug, verdronken strijders ter zee, gefusilleerde illegalen en vergaste joden’.

In haar toespraken voor radio Oranje heeft ze het echter nauwelijks over het lot van de joden gesproken. Wilhelmina heeft er een gewoonte van gemaakt geen controversiële onderwerpen aan te snijden. Zelden zei ze iets opruiends. Het meest opzwependst waarop we haar voor de microfoon van radio Oranje kunnen betrappen was: ‘slaat den Nazi op den kop’. Of Hitler van die ferme taal is geschrokken, weten we bij gebrek aan bronnen niet.

Wilhelmina was bang dat als mensen letterlijk gehoor zouden geven aan oproepen tot daadwerkelijk verzet  – wat tot represaillemaatregelen zou kunnen leiden – zij de schuld zou krijgen van eventuele executies. Dat wilde ze in geen geval. Haar enige doel was – hoe dan ook – terugkeren op de troon. Dat kon alleen als Hitler werd verslagen. Persoonlijk heeft Wilhelmina geen enkele bijdrage aan de bevrijding geleverd. Het leger, de luchtmacht en de marine van de regering in ballingschap waren te verwaarlozen. Voor de bevrijding van Nederland is Wilhelmina van geen betekenis geweest, al zou je het tegendeel gaan geloven als je de aan haar gewijde hagiografieën leest.

Wilhelmina was volkomen afhankelijk van Churchill en Roosevelt en die lieten zich allebei niets gelegen liggen aan een mevrouw die zo pijnlijk duidelijk had gemaakt dat ze van internationale politiek en van het oorlogsverloop niets begreep. Ze namen Wilhelmina niet serieus, al werd dat natuurlijk nooit hardop gezegd. Chris van der Klaauw, de minister van Buitenlandse Zaken in ballingschap, kon volgens zijn dagboeken bij tijd en wijle nauwelijks een gevoel van schaamte jegens Wilhelmina onderdrukken.

De vlucht was ook in strijd met de Grondwet. Die verbiedt namelijk dat de regering zijn zetel naar het buitenland verplaatst. Nederlands-Indië bijvoorbeeld had wel gekund, maar dat vond Wilhelmina niets. Ze is nooit van haar leven in Indië geweest. Ze vond het daar te warm en het was te ver weg. Smetvrees speelde eveneens een belangrijke rol. Je had daar in de Oost snel een enge ziekte te pakken. Londen lag haar beter, dus bleef ze daar.

Prinses Juliana werd met haar beide kinderen doorgestuurd naar Canada. De reden is duidelijk, al werd ook dat nooit hardop gezegd: de kroonprinses en haar kinderen mochten niet het geringste gevaar lopen. De hoogste prioriteit van ieder vorstenhuis is immers zijn eigen voortbestaan.  De kans om door een Duitse bom in Engeland te worden getroffen was minimaal, maar in Canada nihil. Dus verhuisde kroonprinses Juliana met Beatrix en Irene naar Canada.

Prins Bernhard bleef bij zijn schoonmoeder in Londen achter, waar volgens Wilhelmina zijn hulp hard nodig was om Nederland te bevrijden. Maar evenmin als de koningin zelf, heeft prins Bernhard – alle heldhaftige verhalen ten spijt – iets voor de bevrijding van Nederland betekend. Niet dat hij het niet druk had, maar dat betrof in de eerste plaats vrouwen, drank en uitgaan. De Britse koning George VI heeft ooit opgemerkt dat Bernhard de enige was die van de oorlog heeft genoten.

Had Wilhelmina en haar familie dan in Nederland moeten blijven? Waarom niet? De Deense koning vluchtte niet en liet zich iedere dag in Kopenhagen zien. Dat hield de moed erin. Zijn optreden werd door de bevolking gewaardeerd. De vlucht van Wilhelmina was slecht voor het moreel van de soldaten die nog doorvochten. Voor de Duitse invallers was het daarentegen een geschenk. Door te vluchten straal je uit dat de strijd is verloren. Een land zonder regering raakt snel stuurloos, wat het gemakkelijk maakt het te bezetten.

Absoluut bewind
In Engeland heeft Wilhelmina het grootste deel van haar tijd besteed aan wachten tot ze terug kon keren naar Nederland. Met haar ministers lag ze permanent overhoop. De ene ruzie was nog niet beslecht of de volgende diende zich alweer aan. Ook broedde ze plannen uit om bij terugkeer een absoluut bewind in te stellen waarbij de invloed van het parlement tot een minimum werd gereduceerd en zij vrijwel alle macht kreeg. Fasseur noemde haar dictatoriale streven met droge ogen ‘vernieuwing’. Tot Wilhelmina’s verbazing voelde het Nederlandse volk weinig voor haar ‘vernieuwing’. Ze was zo wereldvreemd dat ze nooit heeft gesnapt waarom Nederland geen koningshuis met vrijwel absolute macht (zoals in de tijd van koning Willem I en II) wilde.

Dit artikel verscheen in De Republikein, nummer 2, april 2022

Anders tot in de dood, maar wel op onze kosten

Over enige tijd gaat de verbouwing van de koninklijke grafkelder in de Nieuwe Kerk te Delft van start. De kelder is bijna vol en de Oranjes willen als één grote familie de eeuwigheid doorbrengen. De verbouwing gaat het Rijk 3,6 miljoen euro kosten. Willem-Alexander draagt namens de familie een schamele 3 ton bij: begraven op een koopje.

In de de grafkelder staan nu 46 kisten. De laatste bijzetting was die van prins Bernhard. Ook corrupte leden van het koningshuis krijgen een riante begrafenis op rijkskosten.

Er zijn nog maar drie plekken over dus laat de Familie de capaciteit aanpassen. Zoals gewoonlijk wordt er niet op geld gelet; de kosten zijn toch voor de gemeenschap.

Mogen wij de grafkelder bezoeken? Nou nee, dat nou ook weer niet. We weten zelfs nauwelijks hoe de koninklijke dodenkelder is ingericht. We moeten het doen met een beschrijving van een Franse journalist die voor de bijzetting van Willem III in 1890 een tekening heeft gemaakt (zie de illustratie links boven).

Voor zover bekend is dat de enige bron. Mensen die onderhoudswerkzaamheden verrichten krijgen een geheimhoudingsplicht opgelegd. Zelfs wetenschappelijk onderzoek is niet toegestaan, zoals het bedrijf DelftTech ervoer toen het onderzoek wilde doen naar de dood van Willem de Zwijger. Geen gedoe in ons privé mortuarium.

Uitzonderlijk is voorts dat de Wet op de lijkbezorging niet van toepassing is op de leden van het Koninklijk Huis. Sinds 1810 mogen Nederlanders – om hygiënische redenen – niet langer in kerken worden begraven.

Op één uitzondering na. Tot in de dood krijgen de leden van het Koninklijk Huis een andere behandeling dan de rest van de bevolking. Ze worden niet begraven of gecremeerd, maar bijgezet in hun eigen privé grafkelder.

Minister Ingrid van Engelshoven (D66) van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kondigde in de brief aan de Tweede Kamer (21-04-2021) de uitbreiding en herinrichting van de koninklijke grafkelder aan.

Opmerkelijk is de bijdrage van 300.000 euro door de Familie. Daarmee erkennen de Oranjes dat het om een privé aangelegenheid gaat.

De vooral door Beatrix veel gebruikte smoes dat alles wat ze deed noodzakelijk was voor de vervulling van haar koninklijke taken gaat in dit geval niet op.

Beatrix eiste zelfs dat de peperdure inrichting van haar privé vertrekken in ‘woonpaleis’ Huis ten Bosch noodzakelijk waren om haar koninklijke taak te vervullen (ze had ook een ‘werkpaleis’). De minister-president haastte zich aan haar Koninklijke Wens tegemoet te komen.

De familie heeft er wederom een schitterende deal uitgesleept. Ik heb de Kamer nog niet horen protesteren.

 

 

De lessen van Lockheed

Het Lockheed-schandaal dat Nederland midden jaren zeventig in heftige beroering bracht, was een affaire waarin corruptie, smeergeld en mondiale wapenhandel de hoofdrol speelden. Het schandaal, dat nauw samenhing met ‘Watergate’ bracht de regering van de Verenigde Staten, een aantal West -Europese Landen, Azië en het Midden-Oosten in de grootste mogelijke verlegenheid. Ook de Nederlandse regering zag zich in een precaire positie gemanoeuvreerd.

Al spoedig deed in Den Haag het verhaal de ronde dat prins Bernhard bij de affaire betrokken was en zich had laten omkopen door de Amerikaanse vliegtuigfirma. Het kabinet onder leiding van Joop den Uyl weigerde de berichten uit Washington aanvankelijk te geloven.

Dat de echtgenoot van Koning Juliana corrupt zou zijn werd onmogelijk geacht. Tegen beter weten in. Als het tóch waar zou zijn stond het voortbestaan van de monarchie op het spel. Het razend-populaire koningshuis aanpakken was (en is) de nachtmerrie van iedere politicus, want electoraal gezien staat het gelijk met zelfmoord.

De ‘Commissie van Drie’, inderhaast aangesteld om de affaire te onderzoeken, kwam met overtuigende bewijzen dat de prins inderdaad corrupt was. Maar aangezien Bernhard hardnekkig bleef ontkennen, durfde het kabinet de stap niet aan de prins daadwerkelijk
te beschuldigen. Van een rechtszaak kon geen sprake zijn.

Premier Den Uyl draaide meesterlijk om de hete brei heen met de opmerking tegen de Tweede Kamer dat Bernhard ‘zich toegankelijk [had] getoond voor onoorbare verlangens en aanbiedingen’, terwijl hij wist dat Bernhard tot op het bot corrupt was. Hij had niet alleen smeergeld aangenomen van Lockheed maar ook van diens concurrent Northrop.

In het boek heb ik veel aandacht besteed aan de vele landen waar politici en ministers smeergelden van Lockheed hadden aangenomen. Ze werden allemaal, zonder aanzien des persoons, berecht en tot gevangenisstraffen veroordeeld. Bernhard’s straf (eigenlijk niet meer dan een ‘dringend verzoek’) was dat hij voortaan geen uniform meer mocht dragen, maar zelfs die ‘straf’ heeft maar een paar jaar geduurd.

Het was een treffend staaltje van rechtsongelijk, waar het buitenland met verbazing naar heeft gekeken.

De Lockheed Affaire. Nederlands eigen Watergate, smeergeld en corruptie is nu te koop bij de boekhandel.

Het AD schreef vandaag (22 januari 2021):

‘Prins Bernhard heeft tegen het eind van de Tweede Wereldoorlog het Vaticaan gevraagd zijn moeder en broer, die in Duitsland woonden, in veiligheid te brengen. Hij vroeg zijn familieleden onderdak te geven op de pauselijke ambassade in Berlijn. Dat blijkt uit nieuwe openbare stukken in het Nationaal Archief.’

Een waar verhaal, maar het is niet nieuw. Het stond al in 2014 in mijn aan prins Bernhard gewijde ‘strapatsografie’ Niets was wat het leek (uitverkocht en heruitgegeven als Bernhard. Alles was anders. Onderstaande tekst is daaraan ontleend. De bronverwijzingen heb ik weggelaten.

Gedurende de hele oorlog bleef Bernhard bezorgd om zijn moeder en zijn broer op Reckenwalde.

Via allerlei contacten bleef hij toch redelijk op de hoogte van de gang van zaken. Op zijn tijd zorgde hij zelfs voor echte koffie zodat ze geen surrogaat hoefden te drinken. Koffiezendingen via het diplomatieke apparaat (en op kosten daarvan) kunnen niet door de beugel. Nederland was in oorlog met Duitsland en dan gaat het niet aan om ambtelijke diensten inspanningen ten gunste van Duitse burgers – in formele zin waren dat immers vijanden – te laten verrichten.

Begrijpelijk is het misschien wel, maar het betrachten van terughoudendheid was hier op zijn plaats geweest. De prins trok zich daar echter niets van aan. Toch staan die koffiezendingen in geen verhouding tot Bernhards pogingen om voor zijn moeder een absolute voorkeursbehandeling bij het geallieerde hoofdkwartier af te dwingen. Op een moment dat het opperbevel onder hoogspanning aan de laatste voorbereidingen voor D-day werkte, en dus wel wat anders te doen had dan zich te bekommeren om de privébeslommeringen van Bernhard.

Stukken uit het Britse Nationaal Archief illustreren op treffende wijze de genegenheid van de prins voor zijn moeder. Bernhard was vreselijk ongerust over zijn Moeder en Broeder in Duitsland (de familiebetrekkingen van ZKH werden in officiële stukken consequent met hoofdletters geschreven).

Het was in april 1944 al duidelijk dat de Russen het gebied bij Reckenwalde zouden bezetten. Bernhard vreesde dat de Sovjets zijn Moeder niet met het verschuldigde respect zouden behandelen. Of het geallieerde hoofdkwartier maar wilde regelen dat zijn Moeder en Broeder na de wapenstilstand onmiddellijk van de Russische naar de Britse zone werden overgebracht.

Bernhards verzoek viel niet in goede aarde. Het werd zelfs als zo onredelijk beschouwd dat het niet voor ook maar een ‘moment overwogen zou moeten worden’. Het was een puur particuliere aangelegenheid en aangenomen mocht worden dat ook Bernhard begreep dat zoiets gewoon niet kón. En zelfs áls hij dat niet begreep, dan mocht toch op zijn minst van hem worden verwacht dat hij zijn verzoek niet op de onbeschaamde manier had mogen indienen zoals hij had gedaan.

Er waren veel Nederlanders met familie in Duitsland die ook wel een voorkeursbehandeling wilden. Alleen al vanwege de precedentwerking was inwilliging ongewenst. En dan alle formaliteiten die eraan vastzaten: de zaak kon immers niet zonder officiële toestemming van de Russen worden afgewikkeld, en ook de Amerikanen zouden moeten worden ingelicht. Als Bernhard wat voor zijn moeder wilde doen, moest hij dat maar zelf met de Russen regelen.

Bernhard begon toen het Vaticaan lastig te vallen met zijn Moeder en Broeder. Het Vaticaan was tijdens de oorlog officieel neutraal en tegen bemiddeling van neutrale staten kan nauwelijks bezwaar worden gemaakt. Integendeel. Het probleem was echter dat Bernhard ook in dit geval alle terughoudendheid (niet zijn fort) uit het oog verloor, en opnieuw het Nederlandse apparaat voor zijn karretje spande. Daarnaast is hij begin juni en nogmaals begin juli 1944 persoonlijk bij paus Pius XII op bezoek geweest. De Quay (de latere premier) maakt in zijn dagboekaantekening van 6 december 1944 wederom melding van een bezoek aan het Vaticaan, maar niet uitgesloten is dat hij op een van de zomerbezoeken duidde. Het dagboek is daarover niet helder.

Het is niet onmogelijk dat Bernhards bezoek aan Rome ook te maken heeft gehad met de diplomatieke betrekkingen van Nederland met de Heilige Stoel. Die waren sinds 1926 verbroken, maar in augustus 1944 had Nederland weer een gezant bij het Vaticaan. De kerkstaat was de Nederlandse regering in ballingschap tijdens de oorlog regelmatig van dienst:

‘Zo verzorgde men het contact met Japan om via de bisschop van Batavia maandelijks vijftig duizend dollar voor de Nederlandse bevolking over te maken. Verder was er de omstandigheid dat het Vaticaan zorgde voor het brief-contact van Prins Bernhard met zijn naaste familie in Duitsland, een zaak die meetelt, maar waarvan men overigens geen gebruik kon maken in besprekingen.’

Men begreep dus drommels goed dat wat Bernhard van Buitenlandse Zaken en de diplomatieke dienst wilde over de schreef ging. Maar van enige tegenstand was geen sprake. Opdrachten en suggesties werden als het ware blind opgevolgd.

In september 1944 verzocht Bernhard minister Van Kleffens van Buitenlandse Zaken stappen te ondernemen bij het Vaticaan teneinde ‘indien enigszins mogelijk, in het belang hunner veiligheid te bereiken dat Moeder en Broeder terstond hun intrek nemen bij nuntius Duitschland en daar voorlopig te blijven.’ Van Kleffens leidde daaruit af ‘dat van bedoelde nuntius [ Berlijn] initiatief moet uitgaan teneinde hen bij zich te krijgen.’ De minister spoorde aan haast te maken met de kwestie. Helaas. De pauselijke gezant in Berlijn had zijn eigen problemen en kon ‘tot zijn leedwezen’ geen gastvrijheid bieden aan Armgard en Aschwin. Oorzaak was de ‘gebrekkige behuizing’. Maar de nuntius werd ook tegengewerkt door Duitse autoriteiten. Hij gaf echter wel in overweging ‘Zwitsersche en Zweedsche Gezanten te doen verzoeken in overleg met Nuntius te bestudeeren, hoe het beste geholpen zou kunnen worden.’

Vermoedelijk had dat succes want in januari 1945 verhuisde Armgard van Reckenwalde naar Bad Driburg, hemelsbreed zo’n tweehonderd kilometer van de Nederlandse grens. Bernhard hoorde het goede nieuws van zijn vriend Fritze, die het op zijn beurt ‘uit goed geïnformeerde Zweedsche bron’ had vernomen. Toen dit alles zich afspeelde was Armgard overigens nog de lutherse godsdienst toegedaan. Na de oorlog bekeerde ze zich tot het katholicisme.

In de derde week van april zag Bernhard eindelijk zijn moeder, Aschwin en Pantchoulidzew terug. Hij zou met een klein toestel naar ze toe zijn gevlogen en een spectaculaire landing op het gazon voor het huis hebben gemaakt. Al eerder had hij een vergeefse poging gedaan om Mutti over land te bezoeken, maar zou toen bij Paderborn (ongeveer twintig kilometer van Bad Driburg) zijn onthaald op een ‘kogelregen uit mitrailleurs’. Bliksemsnel wist hij zijn auto te keren ‘en gaf vol gas’. Nog geen twintig meter van waar Bernhard had omgedraaid boorde zich een antitankprojectiel in het wegdek. ‘Die keer was ik er bijna geweest,’ vertelde Bernhard zijn vriend Delmer.

Erg waarschijnlijk is dat niet, maar het is natuurlijk wel een roerend verhaal: de prins die het bezoek aan zijn moeder bijna met de dood had moeten bekopen. De slag om Paderborn woedde echter van 31 maart tot 1 april 1945. Bernhard was op 1 en 2 april in Zuid-Limburg. Omstreeks 10 april dook hij op in Twente. Als hij per jeep naar Paderborn is gereden, moet dat in die tijd zijn geweest. Op een moment dus dat de Duitse tegenstand in Paderborn allang door het Amerikaanse leger was geëlimineerd.

Niets was wat het leek is bij Just Publishers heruitgegeven onder de titel Bernhard. Alles was anders (2020)

Boeken